Een dorpsfeestje met allure
We zijn speciaal naar Markinch gekomen om te gaan kijken naar de jaarlijkse Highland Games in dit plaatsje. Highland Games maken onderdeel uit van het Schotse erfgoed. Was het vroeger een manier
voor de koning en de clan-oudsten om de sterkste uit hun midden te kunnen kiezen, nu is het de laatste 200 jaar tot een eendaags evenement geworden, waarin sport, spel, muziek en dans een voorname
rol spelen; het festival-terrein wordt letterlijk omzoomd door eettentjes, plekken waar mensen hun handwerk ten toon spreiden (en proberen te verkopen) en nog veel meer. En wat wij niet verwacht
hadden, ze verkopen er geen alcohol.
Hoewel de officiële opening om 14.30 uur gepland stond, begonnen de wedstrijden in de Highland Dance al om 10.00 uur met de allerkleinsten (de leeftijd vanaf 4 jaar!) dus tegen 9.45 waren wij op het terrein tegenover de camping om maar niets te missen. Roland is nog snel terug gelopen om stoelen te halen want een hele dag staan is ook niet je van het.
Oorspronkelijk waren de Highland Dances oorlogsdansen en hoewel het waarschijnlijk dateert uit een veel eerdere periode, was het eerste gedocumenteerde bewijs van deze oorlogsdansen bij het tweede huwelijk van de Schotse koning Alexander III met zijn Franse bruid Yolande de Dreux in Jedburgh in 1285, zo meldt de kroniekschrijver, die ook niet onvermeld liet dat deze dansen werden uitgevoerd op "de jammerende muziek van doedelzakken".
Als je een paar uur naar deze het dansen hebt gekeken, maar vooral de bijbehorende doedelzakmuziek hebt aangehoord, kun je je voorstellen dat de Duitse soldaten in WO II in de woestijn van Noord-Afrika in november 1942 echt knettergek werden van die Schotten die onophoudelijk hun doedelzakmuziek ten gehore brachten; mede daardoor verloren ze de Tweede Slag bij El Alamein van de Britten.
Vanaf het middaguur werden de sport-onderdelen op het centrale veld afgewikkeld: hardlopen, wielrennen en de krachtsport-elementen stenen kogels gooien, hamer werpen, waight over bar (een 22 pond zwaar gewicht achterwaarts over de balk gooien) en een gewicht van 24 pond werpen, waar Markinch, zo meldt het programmaboekje, de wereldrecordhouder is met een afstand van ruim 95 voet (30 meter).
Natuurlijk ontbrak het meest spectaculaire onderdeel, caber toss (paalwerpen) niet.
De geheel werd tegen de avond afgesloten met een Grote Finale van alle deelnemende doedelzak-korpsen en de prijsuitreikingen.
Een al wat oudere mevrouw constateerde jammerlijk dat het vroeger toch een stuk massaler was: toen stond het hele veld vol met doedelzak-korpsen. Maar ook in Schotland lijkt het lastig te zijn om de jeugd bij het verenigingsleven te betrekken, hoewel ……..
Wij sloten onze eerste vakantieweek in elk geval af met zonnig weer, dus hoor je ons niet mopperen en volgens een Schot is het de komende twee weken ook nog droog weer.
Maandag 5 juni waren we om 10.00 uur al weer onderweg naar Edinburgh en maakten we een tussenstop in Culross. Historisch Culross is een van de meest pittoreske steden van Schotland. Er wordt
aangenomen dat Culross werd gesticht door St. Serf in de 5e eeuw na Christus. Als je door deze charmante stad dwaalt, ga je zo dicht mogelijk terug in de tijd naar de 16e eeuw. Witgekalkte gebouwen
met rode tegels zijn goed bewaard gebleven, zoals het Town House, waar heksen werden berecht en vastgehouden in afwachting van hun executie.
Niet voor niets is Culross al vele malen het decor geweest van historische speelfilms: Outlander, The 39 steps, Kidnapped en Captain America The First Avenger.
Het nabijgelegen okerkleurige Culross Palace, gebouwd door de rijke kolenhandelaar George Bruce in de late 16e eeuw, is in feite geen paleis maar een groots en . indrukwekkend huis. Bruce bracht
het met zijn handel in steenkool en zout tot grote welvaart en het door hem gebouwde huis in 1575 kun je bezichtigen omdat het wordt beheerd door de National Trust for Scotland. Leden hebben vrij
entree.
We hebben de kleine kamers en verbindingsgangen verkend met prachtige beschilderde plafonds, grenen lambrisering, antieke meubels en curiosa. De tuin in drie verdiepingen is beplant met grassen, kruiden en groenten uit die periode.
Na een kleine versnapering in Bessie’s Bar maakten we een wandeling door een geplaveid steegje dat bekend staat als Back Causeway, compleet met een verhoogd middenpad dat vroeger door edelen werd gebruikt om hen te scheiden van het plebs, de `gewone mensen`.
Via het Mercat Cross op het marktpleintje klommen we verder naar de flink hoger gelegen Cisterciziëner Abdij. Daar aangekomen bleek de Abdij gesloten voor het publiek omdat onderzoek uitwees dat er gevaar van vallend gesteente bestond. De Abdijkerk was wel open en in deze kerk, nu een onderdeel van de protestante kerk van Schotland (me haar sobere inrichting), ligt Bruce met zijn vrouw en 8 kinderen begraven.
Na een flinke afdaling kwamen we weer bij de camper uit en reden we verder naar Edinburgh waar we met heel veel moeite en omzwervingen door nauwe straatjes (omdat Roland een klein foutje had gemaakt bij het intoetsen van de coördinaten) de supermarkt bereikten voor de nodige boodschappen.
Halverwege de middag arriveerden we op de camping aan de rand van Edinburgh; de stadsbus zal ons morgen in 30 minuten naar het centrum van Edinburgh brengen.
Spot a Dutch plate
Vanaf Hawick is maar een kattensprong naar Melrose waar je een oude Abdij kunt vinden en een kleine tuin, Priorwood Gardens die door de National Trust for Scotland wordt onderhouden. Melrose Abbey werd in 1136 gesticht maar de laatste monnik stierf in 1590 en omdat Schotland inmiddels grotendeels protestant was geworden raakt de Abdij steeds verder in verval. Er wordt beweerd dat het hart van Robert the Bruce (1274-1329), Koning der Schotten, in de Abdij begraven ligt; de rest van zijn lichaam zou in de Benedictijner Abdij van Dumfermline begraven liggen. Of het waar is konden we niet onderzoeken want de toestand van de Abdij is nu zo slecht dat het geheel met hekwerk is omgeven om te voorkomen dat je door vallend gesteente zou worden geraakt.
Na een bezoekje aan de naastgelegen Priorwood Gardens zijn we op een terras neergestreken om te genieten van een koffie met Salted Peanut Chocolat. De zon scheen weer volop dus tot nu toe zijn de
Goden ons gunstig gezind.
Onze volgende halte was Abbortsford House, het woonhuis van Sir Walter Scott, Engels schrijver, dichter en geschiedkundige. Zijn bekendste werken zijn wel Ivanhoe, The Heart of Mid-Lothian en The Lady of the Lake. Ivanhoe is volledig verfilmd in een TV-serie met Roger Moore en wij kunnen het ons nog als de dag van gisteren herinneren: elke zaterdag, ‘s avonds een aflevering op de TV.
Walter Scott kocht in 1811 het huis Abbortford en verbouwde het geheel naar zijn smaak. Hij woonde er tot aan zijn dood in 1832 en het mooie is dat het pand sindsdien onaangeroerd is gebleven. De
kamers en de inrichting zijn onaangetast gebleven en geven je een intiem inzicht in de persoonlijkheid van deze grote schrijver. Zo liggen er nog de persoonlijke collecties van Scott die
ongebruikelijke items bevatten zoals de wapens van Rob Roy, een Schotse bandiet die de lieveling van het gewone volk werd en een kogel in een zak havermout, meegevoerd van het slachtveld in
Culloden, de laatste slag tussen de Engelsen en de Schotten. Toen de laatste nazaat van Scott in 2004 stierf is het beheer van het landgoed overgedragen aan een stichting.
Wij werden bij onze aankomst hartelijk ontvangen door een Schotse suppoost die, toen hij hoorde dat wij uit Nederland kwamen, redelijk verbaasd was; wij waren de eersten dit jaar en Nederlanders
kwamen nooit zo vroeg al naar Schotland. De kinderen doen hier in het voorjaar een spelletje wie de meeste Nederlandse kentekens kan spotten: “Spot a Dutch plate” is nog steeds populair. Hij
vertelde honderduit over het gebouw en de inventaris en kregen uiteindelijk een audiogids mee (in het Engels want jullie spreken toch dat toch allemaal), waarna we aan onze anderhalf uur durende
rondleiding begonnen.
De directe omgeving van het huis was echter nog mooier: metershoge rododendrons en een waterval aan geuren komen je daar tegemoet. Jammer dat je de geuren niet op de gevoelige plaat kunt
vastleggen. Na afloop liep de suppoost met ons mee naar buiten en hij bleef maar praten.
We trokken door naar Peebles, een kleine stad waar we de nacht op een parkeerplaats aan het riviertje de Tweed midden in het centrum doorbrachten, omdat de camperplaats wegens werkzaamheden gesloten was; er kwam op een gegeven moment een Schot van Nederlands/Duitse ouders, zo bleek later, een praatje maken. Zijn vrouw, zo vertelde hij, was van Pools/Ierse ouders dus een aardig gemengd bedrijf daar thuis.
Ze zijn erg vriendelijk en niet om een praatje verlegen hier. We hebben in het nabij gelegen park gewandeld en daarna in het stadje waabij het tijd werd voor Roland zijn eerste Guinnes en Janny een 0,0 biertje.
Zaterdag 3 juni waren we al weer vroeg op pad en stonden we net iets voor 10 uur in de morgen op de stoep van Darwyck Botanic Garden, een vijfsterren-tuin in de heuvels van de Scottish Borders van 65 hectare groot (130 voetbalvelden). Je vind er planten vanuit de hele wereld, mogelijk door het bijzondere microklimaat op deze plek: droge, warme zomers en koude besneeuwde winters. Daarnaast vind je er een grote collectie bomen, inheems, waarvan sommige dateren vanaf 1680, maar ook van verre: zo kwamen we een Sequoia Giganteum tegen die toch al wel een meter of 40 hoog was. Zelfs de blauwe klaproos uit de Himalaya gedijt goed in deze tuin.
Al een aantal keren hebben we gezien dat ze het gras hier bewust niet meer maaien, om het insectenleven te bevorderen, wel maken ze wandelstroken door het gras. En dat ziet er best mooi uit. We hebben er zo’n twee uur genoten van al het moois en dat was de korte wandeling.
Over kleine smalle wegen waar je af en toe flink moet remmen voor fietsers die over de rijweg op pad zijn (oppassen geblazen!) zijn we langzaam naar Rosslyn Chapel gereden. Deze kapel, gebouwd in 1446-1486 in opdracht van de Sinclair-familie als een privé kapelletje, heeft als door een wonder de beeldenstorm, die ook in Schotland in de 16e eeuw heeft huisgehouden grotendeels overleefd.
Weliswaar is het altaar verwijderd en zijn alle beelden op hun sokkels vernield, maar de prachtige gebeeldhouwde pilaren, kapittels, bogen en nog veel meer zijn ongeschonden gebleven. De kapel is
door Cromwell, die toch vele kerken en kloosters buiten Engeland heeft vernietigd, gespaard gebleven, waarschijnlijk omdat hij het voor zijn leger als paardenstal heeft gebruikt. De kapel is sinds
het eind van de vorige eeuw weer als katholiek gebedshuis in gebruik na daartoe door de bisschop van Edinburgh opnieuw te zijn gewijd.
De hoeveelheid beeldhouwwerken is werkelijk indrukwekkend. Het verhaal gaat dat de meester-beeldhouwer in de 15e eeuw, nadat hij één pilaar van de Maria-kapelletje af had naar het buitenland reisde
om daar nieuwe inspiratie op te doen. Zijn leerling echter kreeg een droom en hij maakte de tweede pilaar, veel uitbundiger en mooier dan die van zijn meester. Toen de meester echter terugkwam,
ontstak die in woede en doodde zijn leerling. De andere beeldhouwers hebben daarop beide, de meester en zijn leerling, in steen vereeuwigd in één van de bogen. Het was erg indrukwekkend om te zien
en beslist de moeite van een bezoek waard.
Na dit bezoek werd het tijd om wat boodschappen te doen en naar de camping in Markinch te gaan en ook hier werden we weer vriendelijk ontvangen. We hebben meteen de was gedaan zodat alles weer schoon is. Daarna lekker in de zon gezeten. Morgen gaan we naar de Highland Games die naast de camping op een festival-terrein plaats zullen vinden. We werden door de camping-eigenaresse al gewaarschuwd dat we al vroeg gewekt zullen worden door pipe-players, maar wij zorgen wel dat we er als de kippen bij zijn morgenvroeg dus de wekker wordt vanavond gezet.
De aanvullende foto's staan op Foto's 2023 Schotland
Op een mooie Pinksterdag
Op een mooie Pinksterdag vertrokken we om 9.15, uitgezwaaid door de buurtjes richting Calais waar we de oversteek maken naar Dover. Het was lekker rustig op de weg omdat er op zondag geen vrachtwagens rijden en om 14.30 waren we in Calais. Ruim op tijd dus. We hadden gehoopt dat we een uur eerder konden vertrekken maar die Ferry ging niet.
Met een vertraging van 20 min vertrokken we om 16.10 ( Ned.tijd) en om 16.40 Engelse tijd waren we in Dover. Het was nog 30 min. rijden naar onze eerste overnachtingsplaats in Canterbury. De zon
scheen nog volop dus we hebben nog een poosje buiten gezeten.
De volgende dag zijn we eerst naar een supermarkt geweest (en daar zijn de prijzen aanmerkelijk lager dan bij ons) en daarna was het kilometers maken. Helaas misten we op een gegeven moment de
afslag van de Dartford Crossing, de brug over de Theems en moesten we verder Londen in om de tunnel te nemen. Daarbij kwamen we wel in de milieuzone terecht en dat was nou net niet de bedoeling met
onze diesel uit 2005. Even snel van de snelweg af doe je ook niet als je ver in de stad bent aangekomen dus dan maar gewoon door; zo kom je ook Londen wel uit. Gelukkig hadden we onze camper al wel
geregistreerd voor de Milieuzone bij het stadsbestuur van Londen zodat we voor dat ommetje ‘maar’ £ 12,50 kwijt zijn.
Uiteindelijk kwamen we tegen 16.00 aan in het plaatsje Boroughbridge waar we op een ruime CP plaats met veel groen overnachten. Stoelen naar buiten en nog even genieten van de zon. Omdat we gezien
hadden dat er een afhaal Thai in het plaatsje zat besloten we daar na een wandelingetje in de omgeving maar meteen wat eten te gaan halen. Gemak dient de mens?. Nog 150 km rijden en dan zijn we in
Schotland.
De volgende dag was het nog fris en de lucht nog grijs toen we vertrokken, maar gaandeweg kwam de zon toch te voorschijn. Eerst nog een stukje autoweg, maar daarna was het genieten. We reden door een explosie van kleuren: witte en roze sleedoorn-struiken, velden vol met geel koolzaad, boterbloemen, margrieten en klaprozen en langs de kant van de weg een bijzondere bremsoort (Ulex Europaeus) met oranje-gele bloemen, die wij bij ons niet kennen. Ook hebben we onderweg ons eerste ree gespot die midden tussen het koolzaad de boel goed in de gaten hield. Helaas passeerden we ook een jong ree-kalfje, 2 dassen, een jonge vos en een egel, die dood gereden op en aan de weg lagen; aan de snelheid van de auto’s zal het niet gelegen hebben, want ze houden zich hier goed aan de maximale snelheid.
Omdat je als bijrijder door het links rijden aan de middenstreep zit (en dus aan de ‘verkeerde’ kant) is het lastig om foto’s te maken van de omgeving.
Rond de middag kwamen we in het Romeinse stadje Haltwhistle aan, waar we een stadswandeling hebben gemaakt. Dit stadje is het geografisch centrum van Groot-Brittannië zoals je ook kunt zien op een plaquette, midden op het marktplein. Al wandelend komen we bij het Haltwhistle Railway Station, gebouwd in 1838, en je waant je onmiddellijk terug in de tijd omdat er sindsdien nauwelijks iets is veranderd.
Over de voetgangersbrug lopen we naar de Old Tyne Bridge van waar we het Alston Arched Viaduct zien liggen. De South Tyne stroomt hier onder door naar een stuw waar je in de herfst volop zalm ziet springen over de stuw.
Na de stadswandeling zijn we naar onze camperplaats gereden aan de Calw Field Lakes en op loopafstand van de Muur van Hadrianus. Een prachtige plek waar we twee dagen voor heel weinig geld mogen staan.
Op deze plek nemen veel wandelaars die de 117 km lange wandeling langs de Muur van Hadrianus lopen een rustpauze omdat je er water kunt nemen, naar de WC kunt gaan en er picknickbankjes staat. Ook staat er gedurende de dag een handige onderneemster koffie, thee, fris en ijs te verkopen. Ondanks dat de wind wel wat fris was hebben we bij 21? lekker buiten kunnen zitten. Vanaf 10 uur ‘s avonds stonden we alleen en konden we genieten van de absolute duisternis met een fonkelende sterrenhemel. De volgende dag zijn we een stuk langs de Muur gelopen. Het is klimmen en dalen maar we hadden alle tijd en het uitzicht is op sommige punten fenomenaal.
De romeinse keizer Hadrianus gaf in de tweede eeuw na Christus de opdracht voor de bouw van een verdedigingswerk in Brittania. Tussen 122 en 130 na Christus werd de 117 km lange muur gebouwd om de Romeinen te beschermen tegen aanvallen van de Picten (de voorlopers van de Schotten). De Muur werd tot 383 door de Romeinen gebruikt; toen werd de verdediging van de Muur opgeheven omdat Rome zelf door de Gothen werd aangevallen. Opvallend is dat er naast de Muur van Hadrianus in het Noorden ook een Dijk van Offa is in het Westen, dat Wales beschermd tegen invallen van de Engelsen (of andersom) en voor de rest is Engeland beschermd door water Wie het weet mag het zeggen..
Die middag kwam er een Dordtse jonge vrouw aangewandeld met haar hond die drie dagen tevoren in Carlisle was gestart; ze heeft een tijdje gezellig bij ons gezeten en toen we haar vroegen of ze nog iets nodig had, kwam het antwoord: koffie!! Ze had filter en filterzakjes van huis uit meegenomen maar was het belangrijkste vergeten. Nu hebben wij geen gemalen koffie bij ons, maar wel koffiesticks en die voldeden natuurlijk ook. Vol goede moed en met een lekkere appel trok ze verder, beladen met een grote rugzak, op weg naar de volgende camping.
Donderdag 1 juni doken we verder Schotland in om te stoppen in Hawick, de plaats die bekend staat als het centrum van de kasjmier brei-industrie. Het stadje zelf heeft op dit moment niet veel te
bieden: het leek wel of heel Schotland hier aan de weg, de pleinen en bruggen werkzaam was. De camperplaats was helaas bezet door de lokale kermis die hier neergestreken was en die ze volop aan het
opbouwen waren. Tegenover het kermisterrein vonden we nog een mooi vrij plaatsje waar we konden staan en van daaruit zijn we onze wandeling begonnen door Hawick. Als eerste lopen we het Wilson
Lodge and Park in, een 43 hectare groot park dat aan de rivier Teviot ligt. Het is een typisch Brits park met ommuurde tuinen, watervallen, monumenten en natuurlijk een oud Herenhuis,
oorspronkelijk gebouwd in 1290 maar heeft sindsdien vele transformaties ondergaan.
In de Wilson Lodge is nu een Museum gevestigd dat gaat over de rijke geschiedenis van Hawick. We kwamen daar zelfs een paar Delfts Blauwe tegeltjes tegen! Ook zagen we een portret van James Paris Lee, bekend als de uitvinder van de Lee Enfield, een geweer dat zijn diensten in de 1e en de 2e Wereldoorlog heeft bewezen. Ons leger heeft dat wapen ook in gebruik gehad tijdens de Politionele Acties in Indonesië van 1946-1949.
We zijn na onze parkwandeling ook nog even door o.a de High Street geslenterd, de hoofdstraat van Hawick, die voor ons de aanblik had van een sterk verlopen winkelstraat. Opvallend is het aantal
winkeltjes in tweede hands goederen, zowel kleding als meubels e.d.
Toen we eind van de middag bij de camper terugkwamen troffen we een papiertje achter de ruitenwissers aan: géén parkeerplaats voor campers en het was te laat om nog te gaan rijden, bovendien zouden we face-timen met onze kleindochter Juna die vandaag 5 jaar geworden is.Dus staan we nu 30 meter verderop naast een kermisexploitant die er geen enkel bezwaar tegen had dat wij hier deze nacht blijven staan. Morgen maar op tijd vertrekken.
Schotland, bol van natuur, cultuur en traditie
Voor onze langere reis met de camper hebben we dit jaar gekozen voor Schotland. Je weet wel, het land van Robert the Bruce (1274-1329) dat eeuwen daarvoor door de Romeinen al gescheiden werd van Engeland door de Muur van Keizer Hadianus (76-138), omdat hij de barbaarse Picten buiten de deur wilde houden. Om er te komen vanaf Calais doorkruisen we wel bijna 1000 km het Engeland van Charles, tenzij we de ferry IJmuiden-Newcastle gaan nemen (14 uur op een boot, inclusief kajuit want die vaart alleen ‘s nachts). Ik vind het niet erg om de langere weg te kiezen: je went makkelijker, vooral rustiger aan het links rijden op een snelweg dan in het drukke provinciale verkeer.
Van oudsher wordt in Schotland Gaelisch gesproken, een taal die werd overgebracht door Keltische stammen uit Ierland. Hoewel deze taal een tijd verboden is geweest (na de Highland Clearances – de periode in de achttiende eeuw waarin alle gebruiken van de Schotten verboden werden door de Engelsen), bloeit het gebruik ervan tegenwoordig weer op. Onder andere door het gebruik ervan in muzikaal erfgoed, folklore en cultuur, maar ook door de populaire televisieserie Outlander. Op veel plaatsnaamborden in Schotland kun je naast de Engelse plaatsnaam dan ook de Schots-Gaelische plaatsnaam zien. Er zijn ook typisch Schotse woorden die dagelijks gebruikt worden, zoals “wee” voor het woord klein, en “bonnie” voor het woord mooi. We zullen in ieder geval geen enkele poging doen om er ook maar iets van te begrijpen, want in Ierland bakten we van het Gaelic ook al niets.
Het nationale dier van Schotland is de eenhoorn en dat brengt de verbondenheid van de Schotten met mythes en legendes tot uitdrukking. Er zijn verhalen over mythische wezens, zoals Kelpies (waterpaarden met bovennatuurlijke krachten), Selkies (vrouwen die in een zeehond konden veranderen en weer terug) en over geesten die in kastelen of in bepaalde gebieden ronddolen. Nessie, het beroemde monster van Loch Ness, zullen we zeker niet tegen komen, maar wel The Old Man of Storr en de Fairy Pools op het eiland Skye.
Wel zullen we Kilts, Pipes en Ceilidhs zien want als je naar Schotland gaat mag je de Highland Games niet missen. De Highland Games maken al honderden jaren deel uit van de cultuur van Schotland. Elke clan (tegenwoordig leefgemeenschap) heeft zijn eigen Games met een uniek karakter en ze maken er altijd een prachtig feest van met sport (waarvan het boomstamwerpen wereldwijd wel het meest bekende onderdeel is), spel, dans en muziek op de prachtigste lokaties. Wij zullen op 4 juni 2023 de Highland Games van Markinch gaan mee maken; de camping, die naast het feestterrein ligt, hebben we al geboekt. Om je een indruk te geven, hier het programma van afgelopen jaar.
Of we Haggis, Neeps and Tatties gaan proberen (schapenhart, - longen en -lever, vermalen met vet en kruiden zoals gehakt en daarbij koolraap en aardappelpuree), daar zijn we nog niet uit, maar typisch Schots is het wel.
We verheugen ons vooral op de natuur en het landschap. De N500, ook wel de "Route 66 van Schotland" genoemd, is een adembenemende 800 km lange wegroute die van nature de ruige kusten van de Noordelijke Hooglanden volgt, één van de best bewaarde geheimen van Schotland. Dit maakt het de ultieme roadtrip voor diegenen die de schoonheid van Schotland willen ervaren.
Langs de NC500 zie je veel van Schotlands iconische diersoorten: edelherten, otters, boommarters, rode eekhoorns, wilde katten, steenarenden en zeearenden. Talloze zeevogelkolonies komen voor langs de kust, zoals de kolonies papegaaiduikers; de natte heidevelden zijn belangrijk voor steltlopers, dus het spotten van dieren in het wild is hier overvloedig.
In totaal zullen we 2000 km over Schotse wegen dwalen, waarvan een groot aantal kilometers over zogenoemde Single Track Lane: één rijstrook voor gezamenlijk gebruik met om de paar honderd meter een uitvoegvak zodat je mekaar kunt passeren. Anticiperend rijden is vereist, maar je moet vooral alle tijd hebben.
Wil je alvast onze route zien? dat kan hier
Terug naar het verleden . . . . .
Omdat we geen zin hebben om in een keer terug te rijden naar huis stoppen we in Cloppenburg.
Cloppenburg is een stad, ongeveer 100 km ten noordoosten van de Nederlandse grens ter hoogte van Ter Apel. Het is de Kreisstadt van het gelijknamige Landkreis Cloppenburg in de deelstaat
Nedersaksen.
Tegen een uur of 11 gaan de wandelschoenen aan en we besluiten om het openluchtmuseum te gaan bezoeken. Dit Nedersaksische openluchtmuseum is het oudste “dorpsmuseum” in Duitsland.
Aan de hand van meer dan 50 compleet ingerichte historische gebouwen worden hier de werk-,woon-en leefomstandigheden gedocumenteerd van de plattelandsbevolking in Nedersaksen vanaf het einde van de middeleeuwen tot de jaren 50 van de vorige eeuw.
We volgen het bord museum en komen aan bij een gesloten poort met ernaast een bel. Het bleek dat we aan een achteringang stonden maar een vriendelijke mevrouw heeft hem geopend met de mededeling dat we ons konden melden bij de ingang, dus wij moesten dwars door het openluchtmuseum om bij de kassa uit te komen om daarna vervolgens de route weer te gaan lopen. Het vertrouwen is dus groot, want we hadden in principe gewoon het park kunnen bezichtigen en door dezelfde deur er weer uit lopen. Maar we hebben netjes onze entree betaald om daarna op ons dooie gemak alles te bekijken.
Natuurlijk zagen we veel herkenbare dingen en het leven hier scheelde niet veel met Nederland, het was vooral hard werken voor de meeste mensen.
Ook voor de kinderen is het erg leuk, ze mogen zelf mee brood bakken, blauwverven (tas) en diverse andere activiteiten.
Na een uurtje of 3,5 hadden wij alles gezien en zijn we nog even het dorp in gelopen want je kunt niet met lege handen thuis komen bij je kleinkinderen.
In de loop van de avond ging het regenen en dat deed het de volgende morgen nog steeds, de bedoeling was om nog te gaan fietsen maar het weerbericht gaf de hele dag regen dus besloten we om naar huis te rijden en daar scheen de zon!
Het waren vier leuke en relaxte weken, overal was het nog rustig omdat de grote vakantie’s nog moesten beginnen.
Alle volgers bedankt voor jullie leuke reactie’s en tot onze volgende reis.
Alle foto's van onze Sprookjesroute en ook de video-beelden vind je op onze Fotosite
En ze leefden nog lang en gelukkig ......
Nadat we weer voor een paar dagen eten gekocht hadden zijn we vertrokken naar het 80 km verder op gelegen Rehburg-Loccum, wat ligt tussen de Weser en het Steinhuder Meer, midden in het afwisselende
landschap van het Rehburggebergte en het natuurpark Steinhuder Meer. Bij binnenkomst zien we meteen een ooievaarsnest met jongen boven op de schoorsteen van een voormalige school.
Wat ook meteen opvalt is de andere bouwstijl vergeleken met waar we vandaan kwamen.De CP plaats ligt tegen de rand van het natuurgebied, dus als uitvalsbasis voor fietsers en wandelaars een prima plek voor een of twee dagen want er wordt druk gebouwd erom heen. Wij besloten na de lunch om te gaan fietsen omdat de wandelroute niet ingekort kon worden in verband met het moerasgebied en het eerste gedeelte ook hetzelfde was als de fietsroute. We fietsen 35 km rond het Steinhuder Meer en we waren niet de enigen, het is een geliefd gebied voor watersporters, fietsers en wandelaars en ook beslist de moeite waard door zijn grote gevarieerdheid. Je kunt merken dat de vakanties zijn begonnen. We stoppen regelmatig om te genieten van uitzichten en om te filmen en foto’s maken. In dit gebied is vroeger veen gestoken net zoals bij ons in de Peel en hier zagen we dan ook de blauwe kikker. Helaas was onze foto erg onscherp en moeten we genoegen nemen met een foto uit de brochure.
We fietsen door bossen, langs vennen en moerasgebied en genieten van al het moois. Onverwacht kregen we ook nog de rode wouw in het vizier die bezig was om een maaltje duif te verorberen. Wat een
prachtig dier is het.
Langs de gemaaide tarwevelden was het een drukte van jewelste met ooievaars die nog een graantje mee wilden pikken en zelfs twee kraanvogels. Toch was er ook een flink baal moment toen Janny onderweg tot de ontdekking kwam dat ze een bedeltje van haar armband ergens een keer verloren is. Dit bedeltje met de naam Sietske stelde een baarmoeder voor met een baby en had ze van Roland gekregen bij de geboorte van Sietske. Het ringetje hing nog aan de armband dus het moet afgebroken zijn. Thuis maar eens goed de camper nakijken want wie weet….
Janny was de volgende ochtend vroeg wakker en is een half uur gaan wandelen om te genieten van de zonsopkomst, prachtig om te zien, laaghangende nevel, huppelende konijnen, fluitende vogels en af en toe het gesnurk van de Galloway koeien en dan langzaam de opkomende zon. Prachtig gewoon!
Rond half 10 zijn we vertrokken naar onze laatste sprookjesland, Bremen, waar we overnachten op de camperplaats aan de oever van de Wezer. Hier zijn meer dan 100 camperplaatsen want er is veel verloop omdat de meeste maar een of twee dagen blijven om de stad te bezoeken.
De camperplaats ligt 1,5 km van de oude binnenstad en rond de middag lopen we aan om onze stadswandeling te beginnen bij de St. Petri Dom. De twee torens van de kerk domineren het stadsbeeld van verre. Bijzonder van deze kerk schijnt de crypte te zijn waarin acht gemummificeerde lichamen in een glazen kist liggen van Zweedse officieren uit de Dertigjarige Oorlog, een Engelse gravin, een student en een pauper. Helaas was de crypte tijdens ons bezoek aan de kerk gesloten.
Naast de Dom zie je het oude stadhuis van Bremen staan. Dit gebouw is één van de indrukwekkendste en belangrijkste voorbeelden van de gotische baksteenarchitectuur in Europa. De begane grond was vroeger de overdekte markt waar stoffen en specerijen werden verhandeld. Hoewel 60% van de binnenstad in de Tweede Wereldoorlog is plat gebombardeerd en door brand is verwoest, heeft het stadhuis deze rampspoed overleefd, dankzij heroïsch optreden van de stadsbrandweer.
Onmiddellijk voor het stadhuis staat het standbeeld van Roland (ja hoor, daar is hij weer..) dat in 1404 werd ontworpen en symbool staat voor de stedelijke vrijheid; dit kalkstenen beeld verving een houten beeld uit 1366. Volgens de legende zal Bremen vrij en onafhankelijk blijven zolang Roland over de stad waakt. Het gerucht gaat dat er in de kelders van het stadhuis een tweede standbeeld verborgen ligt, zodat het snel kan worden vervangen voor het geval dat er iets met het huidige beeld zou gebeuren. We hebben de ‘stand-in’ niet kunnen vinden, maar waarom zou ik ook???
Iets verderop, in de richting van het oude gerechtsgebouw maar nog voor de Dom zie je in de straat het Gat van Bremen (Bremer Loch) liggen, een collectebus voor liefdadigheidswerk. Als je er een muntje in gooit hoor je de dierengeluiden van de Bremer Stadtmusikanten (de ezel, hond, kat en haan). Per jaar wordt er zo’n € 15.000 aan muntjes opgehaald, waarmee projecten in de stad worden ondersteunt.
We lopen verder naar het gerechtsgebouw dat aan het eind van de 19e eeuw is opgetrokken. Als je er voor staat en de rest van de omringende gebouwen weglaat waan je je in Parijs. Dat kan kloppen, want het gebouw is geheel in de Franse renaissancestijl gebouwd.
Via de Ostertorstraße lopen we naar de wijk Schnoor, het enige deel van de oude stad Bremen die het middeleeuwse karakter heeft behouden. Het is redelijk ongeschonden gebleven tijdens de bombardementen. De wijk dankt zijn naam aan de ambachten die met de scheepvaart te maken hebben. Dit was het gebied waar de touwslagers hun kabels (snoer, schnoor) maakten voor de zeilschepen. Het was daarmee ooit één van de armste wijken van de stad. De oudste huizen dateren uit de 15e eeuw, maar de meeste nog aanwezige huizen zijn in de 17e en 18e eeuw gebouwd.
Vanuit deze wijk dalen we af naar de rivier en volgen deze een paar honderd meter stroomafwaarts, totdat we bij de Böttcherstraße uitkomen. De panden aan deze straat zijn tussen 1922 en 1931 gebouwd op initiatief van een rijke koffiehandelaar naar een ontwerp van de architect Benard Hoetger. Hitler vervloekte de Böttchenstraße voor zijn expressionistische architectuur. De koffiehandelaar zou overwegen hebben zelfmoord te plegen na deze kritiek, maar zijn secretaris nam het voor hem op bij de despoot en dankzij hem is de straat ongeschonden gebleven.
Wij staan nu weer op de Markt voor het stadhuis en in een hoekje daarvan staat de bronzen sculptuur van de Bremer Stadtmusikanten met de haan bovenop de kat, die op de hond staat en die op zijn beurt weer op de ezel. Het is een mooi sprookje ter afsluiting van de Sprookjesroute. Voor we terug lopen nemen we nog even een drankje in een kloostertuin waar het een oase van rust is. Wat wel opvalt is dat de oude binnenstad echt autoluw is: je ziet er enkel bussen, trams en bevoorradend verkeer. Geen voorbij razende auto’s maar wel heel veel fietsers. Wat dat betreft doet de stad ons een beetje on-Duits aan.
Vanaf morgen rijden we weer langzaam naar huis.
Sterke verhalen en meer ongein
Toen we om 10.00 het gezellige stadje Hann. Münden verlieten scheen de zon al behoorlijk fel. Na eerst weer boodschappen te hebben gedaan en de tank gevuld. (diesel kost nu 2,10 per liter) reden we
naar Sababurg om het kasteel van Doornroosje te bezoeken. We rijden door het Reinhardswald een bebost hoogland dat door het Noord-Hessische graafschap Kassel loopt.
(foto van de wilde roos even ‘geleend’ van internet)
We maken wat foto’s en lopen weer terug naar de camper waar we inmiddels gezelschap hadden gekregen van een Zweedse en Italiaanse camper. De kinderen van de Italianen waren erg teleurgesteld dat ze niet naar het kasteel konden, we kunnen het ons goed voorstellen.
We vervolgen onze weg en rijden langs het door Willem IV aangelegde dierenpark in 1570. De muur die rond dit 130 hectare grote terrein uit 1590 is nog geheel intact.
Het was inmiddels broeierig warm en we besloten onze wandeling (met hoogteverschillen) te laten voor wat hij was en zijn doorgereden naar Trendelburg. De CP plaatsen zijn behoorlijk groot en bevinden zich op een groot Domein met uitzicht op de burcht van Rapunzel en een landelijke omgeving.
We hebben onze stoelen gepakt en die in de schaduw aan de Diemel gezet en daar de rest van de middag gezeten. Het was een drukte van jewelste met schoolkinderen die vanaf hier een kanotocht gingen maken. Leuk om te zien.
Ondanks de warmte hebben we toch goed geslapen en tegen de morgen begon het te regenen en was het flink afgekoeld, wel een heel verschil van 30 naar 20 gr. maar dat vinden wij niet erg. In de loop van de morgen zijn we gaan wandelen en natuurlijk moesten we weer klimmen om bij de Burcht van Rapunzel uit te komen. waar nu een hotel in gehuisvest is. We hebben vanaf de Burcht een mooi uitzicht over de omgeving.
Het historische dorpje is niet zo groot en op ons gemak bekijken we het een en ander. We lopen even de Evangelische Kerk binnen waar we een aantal fresco’s uit de 15e eeuw bekijken. Het ruikt altijd erg bedompt en muf in zulke oude kerkjes vinden we.
Het begon wat te miezeren dus zijn we bij het enige pension/restaurant sinds 1612 naar binnen gegaan om wat te eten en drinken. Het interieur oogde uit de 50/60er jaren maar ook dat heeft zijn charme en past ook bij het geheel. Nog overal in Duitsland zie je sigarettenautomaten tegen de muren maar hier binnen stond echt een prachtig oud exemplaar wat nog in gebruik was. Wel met een aanpassing zodat je ook met pinpas kunt betalen.
Het is weer droog als we onze weg vervolgen en passeren ook het oudste huis uit dit dorpje van 1459. We blijven ons verbazen over de goede staat van deze oude vakwerkhuizen en zijn tegelijkertijd ook nieuwsgierig naar de binnenkant van zo’n woning maar daar zullen we wel nooit achter komen.
De volgende dag stond een rit van 66 km op het programma naar Bodenwerder, de geboortestad van de Baron van Münchhausen (1720-1797), je weet wel, die man die zichzelf aan zijn eigen haren uit het moeras trok (althans naar eigen zeggen). Bij Polle, een plaatsje 19 km voor onze bestemming, was er sprake van een Vollsperrung, de weg compleet afgesloten en moesten we 20 km om rijden. Een mooie romantische route met haarspeldbochten en steile afdelingen waar de camper net op de weg paste, maar gelukkig zijn we er gekomen. De gemeentelijke camperplaats is heel erg groot; op een gegeven moment telden we er bijna 80 campers, waarvan het merendeel aan de oever van de Weser stonden maar gelukkig vonden wij nog een plaatsje in de schaduw, want de thermometer wees bijna 30 graden aan.
Nadat we waren bijgekomen van de enerverende rit, zijn we het kleine stadje ingelopen. Eigenlijk heeft het maar één hoofdstraat met eetgelegenheden, terrassen en winkels, hoewel er ook veel panden leeg staan. Her en der vind je de verwijzingen naar hun beroemde stadsgenoot en de sterke verhalen die hij overal vertelde zijn verbeeld in standbeelden. Zo zie je hem zittend op een kanonskogel die zojuist is afgestoten om de vijandelijke posities te inventarissen, zit hij op een half paard dat zijn achterwerk heeft verloren bij het passeren van een valhek in de stadspoort en wist hij terug te vliegen met behulp van een vlucht aangelijnde eenden. Ach, complete onzin natuurlijk, maar het heeft toch wel wat.
En natuurlijk versieren ook hier weer vele vakwerkhuizen het straatbeeld; inmiddels zijn we het stadium van verbazing en verwondering al ver te boven.
De volgende dag besloten we niet naar Polle te fietsen, maar de bijna 30 km langs de Weser naar het Noorden over de Weserradweg af te leggen om dan aan te komen in Hamelen. Polle, de plaats waar we met de camper de Umleitung moesten maken hadden we immers al gedeeltelijk gezien en dat stadje trok ons niet echt. Bovendien wordt in Hamelen op zondag een voorstelling in de open lucht gegeven door vrijwilligers waarbij het verhaal van de rattenvanger wordt uitgebeeld. Omdat je wel ruim tevoren aanwezig moet zijn om een zitplaats te hebben vertrokken we om kwart voor negen. Na een km of 5 zei Janny, ik mis mijn fototoestel. Paniek natuurlijk, ze had hem op de bagagedrager gelegd omdat ze nog even de vuilnis weg ging brengen. Ze grjjpt met haar hand naar achter en pakt tot onze stomme verbazing haar toestel van de drager. En als je nagaat dat we toch echt een paar steile korte klimmetjes hadden gehad dan mag je toch zeggen dat de Goden ons gunstig gezind waren. Iets voor elven parkeerden we onze fietsen traditiegetrouw bij de centrale kerk, in dit geval de St, Bonifatius Dom . Vaak vind je daar fietsbeugels, maar belangrijker: zo hoef je nooit te zoeken of raden waar je jouw fiets hebt neergezet. De Dom zelf is nauwelijks een bezoek waard en dus pakken we even een terrasje vooraleer we naar de open lucht voorstelling gaan, die plaatsvindt naast het Hochzeitshaus. Op zich is die leuk in scene gezet en vooral de in grote getale aanwezige kinderen vermaken zich uitstekend. Bovendien werd er voor de voorstelling in vijf talen het verhaal verteld.
Na de voorstelling lopen we de Mariakerk in, die in de Tweede Wereldoorlog zwaar is beschadigd en eind jaren vijftig van de vorige eeuw werd is herbouwd en gerestaureerd. Binnen vind je een gebrandschilderd raam met een voorstelling van de Rattenvanger.
We lopen om de kerk heen en gaan de grote winkelstraat in waar de de belangrijkste gebouwen van Hamelen tegenkomen: het Stiftsherrenhausen en het Leisthaus. Beide gebouwen stammen uit de Middeleeuwen, maar kregen halverwege de 16e eeuw hun huidige vorm. Zij hebben een pittoreske gevel, rijkelijk gedecoreerd met verbluffende details. Je moet er echt even de tijd voor nemen! Op de bovenste verdiepingen van deze met elkaar verbonden huizen bevindt zich het museum.
Aan het eind van de winkelstraat gaan we rechtsaf de Bungelosenstraat in; in deze straat mag je niet dansen en niet zingen of muziek maken, omdat volgens de legende de rattenvanger hier aan het
eind, toen de stad hem niet wenste te betalen voor zijn diensten, de kinderen van de stad via deze weg heeft weg gevoerd en sindsdien nooit mee zijn teruggekeerd. We slenteren nu verder door de
oude stad, langs de oude stadsmuren en komen uiteindelijk bij de Vispoort terecht. Deze werd voor het eerst genoemd in 1386. We passeren daarna het Bürgerhaus, één van de mooiste klassieke huizen
van Hamelen. Het is vermoedelijk gebouwd in 1530 en heeft overvloedig houtsnijwerk, decoratieve architectonische details en een prachtige grote ingang.
We komen nu weer uit bij het begin van onze wandeling en pakken nog even een terrasje bij het Gästehaus Im Rattenkrug om van daaruit weer naar onze fietsen te gaan en de terugtocht naar Bodenwerden te maken. Vanaf morgen laten we de streek van de vakwerkhuizen grotendeels achter ons.
De aanvullende foto’s staan op ons fotoboek 2022 Duitsland waarvan de link in het rechterpanel is gegeven.
Sprookjesachtig Hannoversch Münden
Van Wolfshagen naar Hannoversch Münden is slechts een kattensprong van nog geen 40 km, ook als je eerst tussendoor nog even naar de grote stad (Kassel) rijdt om daar boodschappen te doen. We staan
op het terrein van de lokale roeivereniging, die op hun terrein ook een camping hebben ingericht voor bezoekende verenigingen, maar als je tevoren even belt mag je er ook als niet-roeier
staan.
Hannoversch Münden ligt aan de samenloop van twee rivieren, de Werra en de Fulda, die na hun samensmelting verder gaan als de Weser. Deze ligging heeft de stad geen windeieren gelegd: door een natuurlijke rotsblokkade in de Werra, moesten schepen hun lading via de stad overbrengen op een ander schip omdat doorvaren onmogelijk was. De goederen werden dus tijdelijk even in de stad opgestapeld. In Nederland kennen we dit ‘stapelrecht’ ook en steden, die dat hadden, voeren er wel bij. Je ziet het nu nog terug in de huizen in de binnenstad: groot, natuurlijk allemaal vakwerkhuizen en bovendien groot in aantal, namelijk ruim 700 op dit moment. De oude stad had een stadsmuur van 1,7 km lengte en 5 meter hoog, versterkt met 26 torens, maar helaas zijn er daar maar een paar van overgebleven.
‘s Middags lopen wij van onze stek naar de oude stad voor een stadswandeling van een paar kilometer.
Als eerste komen we de Obertor tegen, een ronde stadstoren. Opmerkelijk vonden we het opschrift op een plaquette aan deze toren: vertaald stond er “Wij bidden om vergeving en vrede. Velen zwegen toen onze Joodse medeburgers hun rechten werden ontnomen, gemeden, verdreven, gefolterd, gedeporteerd en vermoord werden. Wij bidden om moed opdat we niet weer zwijgen als mensen om ons heen gediscrimineerd worden.”
Na een paar honderd meter komen we bij de Kronenturm die in de middeleeuwen als gevangenentoren werd gebruikt en waarvan de officiele naam de Fengenturm is, maar de bevolking noemde de toren naar de naastgelegen Herberg Zur Krone.
We slenteren verder over de stadswallen (nu plantsoen) en komen uit bij het Welfenkasteel, dat in 1560 volledig door brand is verwoest en is herbouwd in de stijl van de zogenaamde Weser-renaissance; het is nu als cultuur-historisch museum in gebruik. Ons sprak het kasteel niet zo aan, maar wel de huizen in de onmiddellijke omgeving. Het waren daar nog de aloude straatjes en de vakwerkhuizen, die hier stelselmatig per verdieping een handbreedte uitsteken, lijken dan sterk voorover te hellen.
We lopen verder door de smalle straatjes en komen uit bij de Oude Brug over de Werra aan de noordzijde van de stad. Deze brug is één van de oudste in Duitsland en zijn oorsprong wordt geschat op 1250. Vroeger was de brug verrijkt met torentjes en luifels, maar die moesten aan het eind van de 18e eeuw wijken voor de grotere goederenwagens die van deze brug gebruik maakten op hun route tussen Hannover en Kassel. In 1986 is de brug volledig gerestaureerd en is nu alleen nog toegankelijk voor fietsers en voetgangers.
We steken de brug over en lopen het eiland op dat midden in de Werra ligt en als beeldentuin is ingericht maar net daarvoor passeren we een meer dan levensgroot beeld van Dr. Eisenbart. Eisenbart was een oogarts, chirurgijn annex kwalkzalver uit het eind van de 17e, begin 18e eeuw en was gespecialiseerd in de behandeling van staar, tandsteenchirurgie en de behandeling van botbreuken. Hij trok met een groep van straatmuzikanten, artiesten en harlekijnen door Duitsland. Deze groep zorgde voor een carnaval-achtige sfeer terwijl Eisenbarth zijn vak uitoefende. Het spektakel trok grote menigten, en de luide muziek en feestvreugde hielpen de kreten van pijn van zijn patiënten te overstemmen.
We gaan weer over de brug terug en lopen de stad weer in, ditmaal over de grootste winkelstraat naar het stadhuis. Dit historische gebouw is een van de belangrijkste exemplaren van de Weser-renaissance. Tegenwoordig is het de administratieve zetel van de burgermeester en herbergt het onder meer de burgerlijke stand en het toeristenbureau. Het pand is rijkelijk versierd/
We laten het stadhuis achter ons en lopen verder richting de kerk. Ondertussen passeren we een terras en we strijken daar neer voor een aantal versnaperingen.
De driebeukige hallenkerk, gewijd aan St. Blasius, staat midden in de oude stad, omringd door historische huizen. Rond 1000 stond er een kleine vierkante kapel die in de twee eeuwen daarna voortdurend werd uitgebreid. De huidige kerk werd in twee bouwperioden verwezenlijkt: van 1260 tot 1280 en van 1487 tot 1519. De kerk is vanaf 1540 protestants. Van de oorpronkelijke inrichting is niet veel meer over. Wel bewaard gebleven is het doopvont dat uit 1392 stamt.
We gaan nu zigzaggend weer langzaam terug naar onze plek aan de Fulda.
De volgende dag maken we een fietstocht, hoofdzakelijk langs de Werra en daarom vrij van grote beklimmingen. Het landschap zelf is prachtig, maar helaas voerde de route ons door dorpjes waar we nergens een kop koffie of iets dergelijks konden krijgen, daarom niet getreurd, op water en brood kun je ook de wereld bekijken.