We gaan naar het land van Viktor Orbán
Onze lange reis gaat dit jaar naar het 'buitenbeentje' van de Europese Unie, Hongarije, het land van Viktor Orbán, die sinds 2010 de Minister-President van het land is. Natuurlijk gaan wij niet voor Viktor naar Hongarije, maar voor zijn rijke geschiedenis, prachtige natuur en naar het schijnt heel vriendelijke mensen. Denk je aan Hongarije, dan zie je de eindeloze poesta voor je, een graslandschap met een hoog grondwaterpeil. Het woord is afgeleid van puszta in het Hongaars, hetgeen leegte betekent. Het Hongaars is ook een buitenbeentje in het talenlandschap van Europa: het behoort tot de Fins-Oegrische talen en is Europa binnen gekomen van achter de Oeral. Het Fins en het Hongaars mag dan wel tot dezelfde talenfamilie behoren, voor een Fin klinkt het Hongaars net zo onbekend als het voor ons klinkt. Wij hebben maar één leenwoord dat uit het Hongaars stamt. Onze koets (in het Spaanse Coche, Duits Kutsche, Engels Coach) komt van het voertuig dat kennelijk als eerste in Kocs (spreek uit koets) in Hongarije werd ontwikkeld en in Hongarije nog veel rond rijdt..
We maken een groot rondje, onderverdeeld in 18 etappes, beginnend in Györ in het Noord-Oosten, om in het noordelijk heuvelland/karstgebergte te blijven tot aan Aggletek dat op zo'n 200 km in vogelvlucht ligt van het drielandenpunt Slowakije-Hongarije-Oekraïne. Ondertussen doen we de steden Esztergom, Boedapest en Eger aan, bezoeken we het kunstenaarsdorp Szentendre, wanen we ons in de 17e eeuw in het dorp Hollókö (Ravensteen), bezoeken we het buitenverblijf van Sissi en nemen we ook een kijkje in Szenkút (het Lourdes van Hongarije waar Maria aan een herdersjongetje is verschenen).
Hollókö (Ravensteen)
Van Aggeletk gaan we naar het zuiden, verlaten we de heuvels en komen op de Poesta aan, waar we een afspraak hebben met de grootste stoeterij van Hongarije en dan vooral met de Puszta-Koetsiers. Als het goed is maken we een tochtje in zo'n kar/koets.
We steken vervolgens de vlakte over naar de steden Kecskemét en Szeged om dan via Pécs naar het Ballameer te gaan (Ballaton in het Hongaars). We eindigen onze rondreis in Sopron om daarna de grens met Oostenrijk weer over te steken.
Het buitenverblijf van Sissi en Keizer Franz Josef
A cool chap called Kelvin
Uitgezwaaid door onze gastvrouw van de B&B waar we mochten overnachten reden we tegen 9.00 weg uit Gretna Green. Af en toe viel er wat regen en de zon liet zich nog niet zien. Het was erg druk
op de weg met dagjesmensen en het nadeel daarvan is dan dat je niet meteen ergens kunt stoppen waar je het mooi vindt. We kwamen langs een pittoresk stadje met een oude Romaanse brug waar we even
koffie wilden drinken op de parkeerplaats en wandelen maar helaas stond de hele parkeerplaats vol met motoren die daar aan het pauzeren waren. Dan maar doorrijden en ergens op een parkeerstrook
stoppen. Onze gastvrouw vertelde ons dat je in de omgeving van Halifax mooie wandelingen kunt maken dus hebben we daar in de buurt een camping gezocht en meteen via de telefoon gereserveerd .Net na
de middag arriveerden we op de boerencamping Plane Trees Farm in Northowram. De gastheer zag ons blijkbaar al van ver aankomen want hij stond ons bij de smalle toegang al op te wachten.
Hij heeft vijf plaatsen en die zijn erg ruim bemeten met iedereen een eigen waterkraan en elektriciteit. Behalve douche’s zijn alle faciliteiten aanwezig. De zon liet zich weer zien dus zijn we lekker buiten gaan zitten. Na een poosje kwam er een Engelsman naar ons toe lopen die voor zijn caravan zat met zijn gin-tonic in de hand en stelde zich voor als Kelvin (57 en geoloog) Blijkbaar zat hij om een praatje verlegen want de rest van de middag heeft hij ons op smeuïge verhalen getrakteerd. Toen we op zijn naam reageerden met “Calvin” zoals in Calvin Klein, maakte hij de opmerking “neen, gelijk aan Kelvin, de natuurkundige, de ‘ontdekker’ van het absolute nulpunt (273? onder nul) ik ben dus de ‘cool chap’”. Op een gegeven moment begon het te regenen dus zijn we in de camper gaan zitten. Tegen een uur of 18.00 vond hij dat hij ons lang genoeg “ lastig” had gevallen en vertrok hij weer naar zijn caravan met uiteraard een zakje stroopwafels die hij kende uit Leiden waar hij een vriendin had wonen. De rest van de avond/nacht heeft het regelmatig geregend. Ons plan was om de dag erna met de bus naar Halifax te gaan maar gezien het wisselvallige weer en omdat we eigenlijk ook wel een dag gewoon niks wilden doen hebben we ons beperkt tot een wandeling in de omgeving; echt boeiend was dat niet want je liep nagenoeg constant op het voetpad naast het voorbij denderende verkeer.
Na de middag begon het weer te regenen en dat bleef het zo’n beetje de rest van de dag doen. Gezien het weer van de laatste dagen gaan we een paar dagen eerder naar huis richting de zon.
De volgende dag regende het onderweg af en toe. Onze stopplaats was Stamford op advies van Kelvin . Voor een nacht staan we op de parkeerplaats van de plaatselijke rugbyvereniging. We hebben de wandelschoenen aangedaan en zijn op verkenning gegaan.
Stamford is een klein stadje met Cotswold-achtige gebouwen van kalksteen. Het heeft een aantal middeleeuwse kerken waaronder de 16de-eeuwse St.Martin’s, helemaal in perpendicular-stijl (rechthoekig) met een opmerkelijk albasten monument voor lord Burghley en zijn familie.
William Cecil, 1e baron Burghley was achtereenvolgens secretaris van Edward VI en Maria I van Engeland en de belangrijkste adviseur van koningin Elisabeth I van Engeland. Hij speelde een belangrijke rol in de berechting in de berechting van koningin Maria I van Schotland. Hij liet Burghley House bouwen.
In het Stamford theater waar ook het toeristenbureau gevestigd was, zagen we een oude balzaal met bankjes langs de muur. (In films zie je daar dan de onaantrekkelijke “ muurbloempjes” op zitten)
Verder kwamen we langs een voormalig hospitaal dat eigenlijk nooit een hospitaal is geweest maar een armenhuis en een huis voor ouderen.
Na een paar uur zijn we terug gewandeld en we waren blij dat we het advies van Kelvin opgevolgd hadden. s Avonds was het een komen en gaan van auto’s want er was op het veld achter ons een voetbal en rugby training, er werden honden uitgelaten, kortom het leek of het halve dorp aanwezig was op het sportveld. Één vader kwam wel met een heel opmerkelijke auto zijn zoontje ophalen.
De volgende dag reden we tegen half 10 weg uit Stamford en we hadden besloten om een bezoek te brengen aan Canterbury want om nu vanaf een uur of 14.00 tot de volgende ochtend op een saaie parkeerplaats te gaan staan in Dover is ook niet echt aantrekkelijk.
Tegen 14.00 uur waren we op de camperplaats in Canterbury waar we op de heenweg ook hadden gestaan. Het ticket wat je toegang tot de slagboom gaf om het terrein op te komen was tevens een gratis busticket voor 6 personen om naar de stad te gaan. Op de heenweg kwamen we hier helaas te laat achter. Dus wandelschoenen weer aan en naar de bushalte, de bus vertrekt elke 8 min. En binnen 20 min. na aankomst waren we in de stad.
Canterbury heeft donkere tijden gekend in het verleden. Zo werd hier in 1170 in de kathedraal Thomas Becket vermoord en in 1942 werd de stad zwaar gebombardeerd door de Duitse V1. Wonderwel bleef de kathedraal, zetel van de bisschop van Canterbury en voornaamste kerk van Engeland , buiten schot. Het oude stadscentrum wordt grotendeels omsloten door de stadsmuur.
Acht eeuwen lang kwamen er door de West Gate ontelbare pelgrims de stad binnen en nog steeds vindt je er accommodaties en liefdadigheidsinstellingen die in de Middeleeuwen werden opgericht voor pelgrims.
Natuurlijk is de kathedraal het middelpunt van de stad waar toeristen massaal hier voor naar toe komen. Helaas stond een groot deel in de steigers omdat hij schoon gemaakt wordt. Wij bezochten hem al ooit in het verleden en vonden 38 euro toch wel aan de forse kant voor een bezoekje waar we al ooit geweest waren.
Wij zijn een poosje neergestreken op een terras om naar alle kleurrijke mensen te kijken die voorbij kwamen, zoals een oudere man die echt liep te paraderen door de winkelstraat. Heerlijk!
We zijn even de prachtige bibliotheek binnen gelopen al was de buitenkant veel mooier dan de gemoderniseerde binnenkant. Er zijn in de oude binnenstad nog veel prachtige huizen die de tand des tijds hebben weerstaan.
In de St Thomas kerk ( de enige katholieke kerk hier ) hebben we een paar kaarsjes aangemaakt voor degene die het op dit moment heel hard nodig hebben.
We kwamen ook langs een klein winkeltje waar heerlijk voedsel uitgestald lag; binnen vertelde de eigenaresse ons dat het japans fake-food was. Ze liet het ons voelen en ruiken en inderdaad: pure nep, maar wel heel knap gemaakt.
We hebben op ons dooie gemak door deze gezellige stad gewandeld en wat was het patatje lekker na zoveel weken. ;-)
Aan het einde van de middag weer met de bus terug. Morgen vroeg om 8.30 (Engelse tijd) maken we de oversteek dus dit is ons laatste verhaal van deze vakantie. De resterende foto’s zetten we thuis op de site want het internet gaat hier met een slakkengangetje.
We willen alle volgers bedanken voor jullie reactie’s en tot de volgende reis.
Limited Skye
We vertrekken weer op tijd en doen eerst even een paar boodschappen bij de Spar en achteraf was dat maar goed ook want bij het achteruit rijden op de parkeerplaats zagen we het laatste deel van de
knalpijp liggen dat er afgevallen was, was dit onder het rijden gebeurd dan hadden we niet kunnen stoppen of omkeren. Het was een mooie route naar het eiland Skye maar meteen viel ons ook de grote
drukte op qua toeristen. Heel veel touringcars reden af en aan.
Skye is het grootste eiland van de Binnen-Hebriden en wordt door velen gezien als het meest fascinerende eiland van Europa. Met zijn authentieke, ruwe en onbedorven heuvelachtige landschappen met
kilometers kustlijn is het een Walhalla voor natuurfotografie.
In Slichagan vonden we een mooie natuurcamping met alle faciliteiten inclusief de schapen die er vrij rond lopen op het terrein.
s Middags hebben we een wandeling gemaakt en er passeerde ons een bestelbusje met jeugd die hun ondergoed (bh, slip, sokken) aan de buitenkant van het raam hadden opgehangen zodat het onderweg kon
drogen. Hilarisch gewoon. Na de wandeling zijn we de whiskey bar binnen gelopen waar zo’n 400 verschillende whiskey’s te koop waren. Een glas Glenfiddich kostte slechts 17,50 euro. Wij hebben het
maar bij een normaal drankje gehouden.
De rest van de middag hebben we vanuit onze stoel lekker in de zon zitten genieten van de prachtige omgeving. En Roland heeft het laatste deel van de uitlaat weer vast gemaakt aan de knalpijp
Moesten we in het begin nog lachen toen we mensen met muskietennetten over hun hoofd zagen lopen, nu verging het lachen ons heel snel want zo gauw je buiten kwam werd je belaagd door weer van die irritante beestjes. We hadden gelukkig ‘s morgens in de winkel Midgelotion gekocht en dat heb je in deze tijd ook echt wel nodig hier.
De volgende morgen waren we al vroeg op pad omdat we een wandeling wilden maken naar The Old Man of Storr en wil je in de buurt kunnen parkeren dan zul je op tijd moeten gaan. In Portree zagen we langs de kust mooie gekleurde huisjes liggen. Het doet mediteraan aan.
The Storr is een rotsachtige heuvel, gevormd door een aardverschuiving op het schiereiland Trottenmish van het eiland Skye. De steile wand contrasteert met de zachte glooiingen van het landschap.
Er zijn leuke legende’s over deze rotsformatie en wie er meer van wil weten moet maar even een bezoekje brengen aan Google.
Helaas begon het te miezeren en was er laaghangende bewolking. Bij aankomst konden we The Old Man nog net zien maar toen we naar boven liepen en het harder begon te regenen verdween hij helemaal in de nevel. Wij besloten om onze wandeling af te breken omdat we nog een steil stuk naar boven moesten en dan met die regen ook weer naar beneden zagen we niet zitten. Later hoorden we van het stel uit Horst die we twee keer eerder al getroffen hadden en die wel helemaal naar boven zijn gelopen dat de afdaling een verschrikking was geweest. Dus blij dat we omgedraaid zijn. Helaas kregen we het extra slot van de zijdeur niet meer open dus even lichtelijke paniek want door de extra beveiligingen op de portierdeuren moeten we via die deur instappen. Gelukkig kon Roland wel bij de gereedschapskist en kreeg hij hem open (al is hij nu stuk) Door al die slechte wegen lijdt de camper best veel. Wij vervolgden onze weg naar Quiraing. Om hier te kunnen komen rij je over een slingerende weg met flinke stukken niet al te best wegdek langs groene heuvellandschappen en valleien.
Helaas boven aan gekomen was het weer nevelig dus ook hier viel er weinig te wandelen en daarom werd de afdaling weer snel ingezet. Het was overigens behoorlijk druk met toeristen op de top. Gelukkig was de weg naar beneden stukken beter dan de heenweg. Weliswaar grotendeels ook een Single Lane Track maar met een beter wegdek en voldoende ruimte voor passage’s. Gelukkig was het inmiddels wel alweer droog en konden we genieten van de prachtige omgeving.
In Dunvegan zijn we gestopt voor een bezoek aan het kasteel en zijn tuinen. Een op en top toeristische attractie, bussen reden af en aan.
Het kasteel is grotendeels 19e-eeuws victoriaans en is de zetel van clan MacLeod en gaat terug tot in de dertiende eeuw. In het kasteel mochten geen foto’s gemaakt worden maar lang leven het internet! Na het kasteel hebben we door de tuinen gewandeld en vooral de ommuurde tuin was erg mooi. Die kasteelheren vroeger woonden nog niet zo slecht. Jammer dat ze het zo druk hadden met vechten.
Van Dunvegan Castle reden we naar Fairy Pools, dat bekend staat als een van de meest betoverende plekken op Skye. We hebben de camper op de parkeerplaats achter gelaten en zijn aan de wandeling naar de watervallen begonnen. Erg hard stroomden ze niet omdat het ook hier al 2 maanden lang mooi weer is en weinig heeft geregend maar het moet gezegd de omgeving is prachtig en zou nog mooier zijn als er geen hordes toeristen zouden zijn maar ja…tenslotte zijn we zelf ook toeristen. De Japanners zijn massaal aanwezig op Skye en hebben het weer druk met poseren en selfie’s.
Eind van de middag waren we weer terug op de camping en hadden we het rondje Skye erop zitten. Het was de moeite waard al was het wel wat beperkt door de mist en laaghangende bewolking!
Onze volgende etappe bracht ons als eerste naar Eilean Donan Castle. En ook hier was het erg druk. De ligging van het kasteel is spectaculair op een eiland in het water en de ruige heuvels op de achtergrond. Het is ook een van de meest gefotografeerde kastelen van Schotland. Het is daarom ook niet gek dat het kasteel met enige regelmaat het decor is geweest voor films, zoals o.a Highlander, James Bond en Sherlock Holmes.
Hier kwamen we voor de derde keer het stel uit Horst (buurtgemeente) weer tegen en hebben we weer even gezellig staan kletsen alvorens we ieder ons weegs gingen. Wij bezochten het kasteel om daarna door te rijden naar Fort Augustus waar we op een mooie CP ons plekje voor de nacht vonden. De wandelschoenen gingen weer aan, want natuurlijk moest Loch Ness bezocht worden. Tot onze verbazing was het erg rustig aan het meer maar stonden de toeristen zich te vergapen bij de drie sluizen in het Caledonian Canal waar de boten doorheen moesten van en naar het Loch. Het monster hebben we niet gezien en na een poosje bij het meer hebben we een terras opgezocht om te kijken naar al die toeristen die massaal het in en uitgaan van de boten in de sluizen stonden te fotograferen.
Terug op de CP hebben we nog vrij lang buiten in de zon kunnen zitten.
De dag erna miezerde het toen we om 7.30 vertrokken. De reden van dit vroege vertrek was dat we naar het Glenfinnan Viaduct wilde waar twee keer per dag de stoomtrein “ The Jacobite” over het viaduct rijdt. En wil je een parkeerplaats hebben dan moet je minstens 1,5 uur van tevoren daar zijn. Dit viaduct is tussen 1897 en 1898 gebouwd en is 380 meter lang en bestaat uit 21 overspanningen, die tot 30 meter hoog reiken, wat een baanbrekende technische prestatie was in die tijd want het was een van de eerste grote betonbruggen. De spoorlijn was vroeger belangrijk voor de lokale visindustrie. Ook op dit viaduct zijn weer veel filmscènes opgenomen zoals enkele Harry Potter films waarin de Zweinsteinexpres een belangrijke rol speelt. Gewapend met paraplu en de irritante vliegjes negerend zagen we de oude stoomtrein over het viaduct rijden. Een mooi gezicht dat moet gezegd worden. Het mooiste uitzicht heb je als je de klim naar boven maakt, maar gezien het weer kozen wij toch maar weer voor veiligheid.
Omdat het bleef regenen besloten we wat verder te rijden dan de bedoeling was. Onze tocht ging door Glencoe Valley en was werkelijk schitterend. De diepe vallei en hoge bergen van Glencloe die zich in het adembenemende Lochaber Geopark in de Hooglanden bevinden, zijn eeuwen geleden uitgesleten door ijzige gletsjers en vulkanische ontploffingen.
We zijn gestopt in het dorpje Glencoe waar we na de lunch het streekmuseum bezochten. Roland moest nogal eens bukken om door de deur te kunnen, wat aangeeft dat de mensen in vroegere tijden veel kleiner waren. Het museum is een van de weinige nog bewaarde huizen uit het verleden. Niet echt heel bijzonder, maar leuk om even doorheen te lopen.
De weg door Glencoe leidt je door het hart van een oude vulkaan en is een van de mooiste gebieden in Schotland vonden wij. Wij hebben de avond en nacht doorgebracht op zo’n betoverende plek. Helaas ging de miezer over in regen en van de regen in stortregen maar dat heeft ook zijn charme want daardoor zag je meerdere watervalletjes van grote hoogte naar beneden kletteren. Of vanuit het niets komt er een laaghangende wolk voorbij drijven. Een magisch plekje.
Tot onze verbazing zagen we tegen 21.00 een bruidspaar met fotograaf aan komen lopen die daar in de stromende regen foto’s kwamen maken en ze hadden er nog lol in ook.
Het heeft de hele avond en nacht flink hard geregend en vanmorgen miezerde het weer. Dus dan maar kilometers maken met tussenstops op plaatsen waar we het mooi vonden. En je verveelt je geen moment, watervallen, steeds andere landschappen, het blijft prachtig. Rond de middag begon de zon weer te schijnen en zijn we gestopt in Geilston voor een bezoek aan een klassieke tuin gelegen aan de oevers van de Clyde. De ommuurde tuin dateert uit 1797 en wordt gedomineerd door een gigantische Wellingtonia-boom. De tuinen liggen helaas wat afgelegen en dat was misschien de reden dat wij de enige bezoekers waren.
Via de snelweg zijn we daarna naar de laatste plaats die we in Schotland bezoeken gereden nl. Gretna Green ofwel het Las Vegas van Schotland. Jaarlijks komen er zo’n 10.000 paartjes uit de hele wereld om hier te trouwen. De oorsprong van dit voor aanstaande bruidsparen zeer geliefde stadje ligt in het feit dat de Marriage Act uit 1754 die in Wales en Engeland werd ingevoerd, betekende dat je niet zonder toestemming van je ouders kon trouwen als je jonger was dan 21. Vandaag is die leeftijd verlaagd naar 18 jaar maar in Schotland kon (en kun) je legaal trouwen als je 16 bent. En omdat Gretna Green het eerste dorpje is over de grens, kennen veel jonge Engelse en Welshe stellen het goed.
Buiten dit feit viert de commercie er natuurlijk hoogtij. Wij troffen er ook twee bruidsparen aan al waren ze beide de leeftijd van 16 al ver gepasseerd. Het was leuk om er even rond te lopen.
We staan nu pal tegen het huis van vriendelijke schotten die een B&B runnen en 5 camperplaatsen hebben. Er wonen vier generaties waarvan overgrootmoeder van 101 genoeglijk op een bankje zat te genieten. Na een praatje met haar en haar dochter hebben we ze stroopwafels gegeven met een paar Delfts blauwe klompjes en daar waren ze erg mee in hun sas. En zo sluiten wij vier heerlijke weken in Schotland af en kijken we terug op een fantastisch mooi land met super vriendelijke en behulpzame mensen. Het was elke dag genieten.
Morgen rijden we Engeland weer in en zien we wel waar we stranden; de bedoeling was Liverpool maar helaas is daar morgen en de volgende dagen geen camperplek meer vrij.
We kunnen niet alles foto’s plaatsen want het internet is super traag dus die houden jullie tegoed.
Tha talamh torrach gu tuath
Donderdag 15 juni vervolgen we de Northern Coast 500 en was het de bedoeling om Dunnet Head te bezoeken. Dunnet Head is het meest noordelijke punt van het vasteland van Groot-Brittannië en van
daaruit schijn je de prachtige zee kliffen te kunnen zien, evenals papegaaiduikers, alken, zeekoeten, stormvogels, drie-teen meeuwen, aalscholvers. Maar helaas, een paar kilometer voordat we deze
uitstulping van de kust zouden bereiken werden we tegengehouden door wegwerkers. De weg was verderop afgesloten en we moesten bij hen omdraaien waar dat nog kon; de weg was inmiddels al Single Lane
Track geworden: één rijstrook voor verkeer héén en terug met af en toe een passeer strook waarop je een camper onmogelijk kunt keren. Wij moeten het dus doen met dit voorproefje.
Ook onze volgend doel, Puffin Cove, zo’n 50 km verderop, moesten we noodgedwongen van ons lijstje schrappen: de parkeerplaats waar we eventueel ook de nacht op door zouden kunnen brengen was eveneens afgesloten! Daarop besloten we door te rijden naar Durness, de halteplaats van de volgende dag, waardoor we deze dag twee etappes uit ons routeboekje hebben afgelegd.
Het ruige, kale en vaak verlaten landschap dat we tot nu toe hebben gezien maakt bij Bettyhill in North West Sutherland plaats voor groene, heuvelachtige landschappen vol slingerende wegen. Vanaf hier zie je ook meer schapen op en langs de weg (ja je leest het goed, ook op de weg) en Schotse Hooglanders, waarnaast de weg ook veelal overgaat op een single track weg met passeer stroken om de paar 100 meter. Bettyhill zelf is niet zo’n heel bijzonder plaatsje en daar zijn we niet gestopt.
In Durness hebben we twee nachten op Camping Sango Sands gestaan waar we de was konden doen. Toen we de camper op de ons aangewezen plek hadden neergezet leek het wel of we midden in het programma “We zijn er bijna….”van Omroep Max terecht waren gekomen. We telden zo maar even 20 Nederlandse campers en caravans. Het bleek een groepsreis van de ACSI te zijn.
We hadden een prachtig uitzicht vanaf onze stek op de klif; het zeewater is ondanks de zomerse temperaturen al een paar weken echter behoorlijk koud, dus een frisse duik hebben we niet genomen. Janny zag ‘s morgens vroeg een dolfijn uit het water springen, maar dacht eerst dat het verbeelding was, totdat we op strand een informatiebord tegen kwamen waarop stond dat je hier dolfijnen zou kunnen zien.
Tegen zonsondergang keren papegaaiduikers terug naar de kliffen en vanaf de camping was er een route van ongeveer 3 km. Dus wandelschoenen aan maar al snel zijn we omgedraaid want het smalle pad liep vlak langs de klifrand en dat is niet prettig als je hoogtevrees hebt.
Zaterdag 17 juni , nu langs de Westkust van de Highlands naar het Zuiden. We waren al vroeg op pad om de grote drukte voor te zijn zodat je minder last van tegenliggers hebt en omdat onze overnachtingsplaats 130 km verderop lag en dan hoofdzakelijk via enkelsporige wegen; we hebben onze tegenliggers geteld: het was er gemiddeld één per twee kilometer, dus dat valt mee. En omdat iedereen hier erg anticiperend rijdt (je zult wel moeten) wordt er ruim te voren gestopt bij een passeer strook en geef je met lichtsignalen aan dat de ander mag doorrijden. Er zullen dan ook heel weinig ongelukken gebeuren op deze wegen en al helemaal als je bedenkt dat de maximum snelheid die je kunt rijden 50 km/u is (de toegestane snelheid is 97 km/u, 60 mijl per uur). Dan doe je toch al snel 3 uur over 130 km, maar niet getreurd: het uitzicht onderweg is fenomenaal en op een helling na van 25% kun je daar rustig van genieten.
Er zijn weinig bossen op de heuvels in de Highlands, de meeste heuvels zijn bedekt met heideplanten of met gras. Door de veelvuldige regenval blijven die heuvels ook groen en de Schotten zelf gebruiken daar de uitdrukking ‘Tha talamh torrach gu tuath’voor: waar het gras altijd groen is.
Bewonderenswaardig vinden wij de dappere mensen die op deze route op fietsvakantie zijn want er zit letterlijk geen vlak stuk in deze route. En het zijn beslist ook geen flauwe heuveltjes.
We zijn op Assynth Viewpoint en Drumbeg Viewpoint gestopt; dat is een tweede nadeel van die enkelsporige wegen zonder parkeerhavens: je kunt niet even stoppen om koffie te drinken, een boterham eten of foto’s te maken. Dat laatste probeert Janny dus maar onder het rijden te doen.
Uiteindelijk kwamen we aan op onze overnachtingsplek aan het Loch Assynth. Daar hebben we een wandeling gemaakt (voor hen die het willen weten het “Leitir Easaidh all-abilities” pad) langs twee meren. Onderweg viel ons het aantal meren dat we zagen al op; nu staat Finland bekend als het land van de duizend meren, maar volgens ons doet Schotland er echt niet voor onder. ‘s Avonds kregen we gezelschap van een paar duizend dondervliegjes, waarvan er enkele honderden de camper wisten binnen te dringen. De muggen-stekker bood hier uitkomst en de volgende morgen konden we ze allemaal bij elkaar vegen en naar buiten transporteren maar irritant waren ze wel.
Zondagmorgen ook vroeg weer op weg ( want we durfden amper de deur open te maken ivm al die vliegjes) om verder naar het zuiden af te zakken. We zagen onderweg een kudde grazende herten. Gelukkig was er een parkeerplaats vlakbij zodat we even terug konden lopen om te filmen en foto's te maken.
We zijn even gestopt bij Knockan Crag National Nature Reserve, dat bekend staat om zijn geologie. De wandeling hebben we na een 10 minuten afgebroken omdat langs een steile afgrond nu eenmaal niet Rolands favoriete bezigheid is. En het moet wel leuk blijven!
Via Gruinad Bay dat bekend staat om zijn roze strand en Ullapool, de stad waar Cruiseschepen aanmeren om hun gasten ook even aan de Highlands te laten snuffelen, maar waar wij de plaatselijke supermarkt even bezochten, kwamen we uiteindelijk aan bij Inverewe Gardens. Deze tuinen zijn al in de 19e eeuw aangelegd met soorten van over de hele wereld. Het is een paradijs van ongewone, zeldzame en wonderschone planten van Zuid-Afrika tot Canada, van Chili tot Noorwegen, maar ook van Schotse planten , gecreëerd in een ooit dorre wildernis. Het onderhoud kost 1 miljoen pond per jaar en vergt veel werk. We hebben er heerlijk gewandeld en genoten van alle bloemen en planten waarvan er een groot aantal ons niet bekend waren.
We staan nu op de camperplaats in het havenstadje Gailoch, van waaruit je op walvis-spotten kunt gaan naar de Hebriden. Sinds onze walvis-expeditie in Andenes in Noorwegen slaan we deze tochten over.
Het is vooral aan de westkant ontzettend druk met toeristen en dan vooral senioren (net als wij) en dan moet het hoogseizoen nog beginnen. En vooral heel veel Nederlanders. Je krijgt hier overigens bijna overal korting als je senior bent. Wat verder opvalt is het grote aantal honden dat mee op vakantie gaat en heel vaak twee of meer. Schotland is overigens erg hond vriendelijk want ze mogen bijna overal naar binnen, overal staan waterbakken en hangen er zakjes om de ontlasting op te ruimen, ze mogen zelfs mee de boot op bij een excursie zagen we. Of je de hond daar een plezier mee doet is natuurlijk een andere vraag.
Ze zijn hier ook heel erg met het milieu bezig. Langs de kade hier bv hebben de bewoners en met donatie´s een lange strook van pakweg 2 meter breed kleine tuintjes gemaakt met bloembakken en gezellige zitjes. Het nodigt mensen uit om te gaan zitten en een praatje te maken en het trekt insecten. Er hangt zelfs een grijper om eventueel afval op te ruimen. Zou mooi zijn als dat in Nederland ook zou kunnen.
Na een rustige nacht werden we wakker met regen en hebben we in verband met het weer besloten onze route te wijzigen. De bedoeling was om via Bealach na Bà (‘pas van het vee’), de hoogste pas van
het Verenigd Koninkrijk, verder af te zakken maar het regende en de wolken bedekten al de toppen van de ons omliggende heuvels. Dat betekende dat ook deze pas volledig in de wolken gehuld zou zijn
en om dan een helling van 26% stijging op te rijden is geen pretje. Bovendien, van een fenomenaal uitzicht dat je vanaf dat punt zou hebben is dan zeker geen sprake meer.
We zijn na een km of 10 even gestopt bij Victora Falls, zo genoemd naar Koningin Victoria die hier in 1877 op bezoek was. Het water dat langs de watervallen naar beneden tuimelt, komt van Beinn
Eighe, het indrukwekkende grootste deel van de berg ten zuiden van Loch Maree. En zoals dat bij ons wel vaker het geval is liepen wij het moeilijkste en langste pad naar boven , het stond dan ook
niet aangegeven.
Daarna maakten we (een km of 5 verderop) een wandeling door het Beinn Eighe National Nature Reserve. Dit natuurreservaat is het eerste reservaat dat in Engeland werd vastgesteld. Van een afstand zien de bleke puinhellingen op de berghelling eruit als kale sneeuwvelden, maar als je dichterbij komt, zul je versteld staan van de diversiteit aan dieren in het wild die in dit reservaat gedijen. Er zijn drie routes uitgezet van 8 uur, 4 uur en 1 uur. Die laatste klimt van 200 m hoogte naar 750 m en gaat grotendeels door het bos, dus die hebben we genomen. In de eerste 650 m van de klim ga je die 550 m omhoog, dus dat is echt klimmen; gelukkig hebben ze veel natuurlijke trapjes gemaakt met rotsblokken, dus het pikhouweel en touw konden in de camper blijven (grapje). Bij Victoria Falls kwamen we een stel Nederlanders tegen die nog aan hun wandeling moesten beginnen en toen we hen zeiden dat het maar een klein stukje lopen was, maakte hij die opmerking. Datzelfde stel kwamen we nu weer tegen en ze bleken uit Horst te komen; eigenlijk heel gek dat je midden in Schotland mensen uit je eigen regio tegen komt.
Vervolgens hebben we de 50 km afgelegd naar Lochcarron waar we, na een klein steil klimmetje, nu op een camping staan die een Schot van zijn achtertuin heeft gemaakt. Hij is een heel vriendelijk en spraakzaam baasje. Het weer is inmiddels gewoon Schots geworden dus de regen plenst. Maar na drie weken prachtig weer mogen we beslist niet klagen. (als het morgen dan maar weer droog is!! )
Op weg naar Jan de Groot
We waren vroeg wakker en konden op tijd vertrekken vanuit Inverness naar Golspie (109 km) We laten nu de steden achter en gaan de Highlands in. De NC500 , ook wel “Route 66” van Schotland genoemd
is een adembenemende 800 km lange weg die van nature de ruige kusten van de Noordelijke Hoog-landen volgt en maakt het tot de ultieme roadtrip voor degene die de schoonheid van Schotland willen
ervaren. En je kijkt echt je ogen uit. Onze eerste stop was bij Glenn Fairy Falls voor een wandeling in een natuurreservaat. Je loopt stroomopwaarts over een pad wat langs een klein riviertje loopt
om uiteindelijk bij een waterval uit te komen. De vallei is goed bebost met beuken, eiken, lijsterbessen, essen varens en sleutelbloemen.
Naast de waterval loopt het pad omhoog en kruist dan een steile helling waar je een tweede waterval ziet. Dit laatste stuk hebben wij niet gelopen omdat het behoorlijk drassig was van de flinke regenbui de dag ervoor. Dus zijn wij dezelfde route terug gelopen. Heel bijzonder was dat we ergens halverwege de route een paal met een metalen collectebus zagen staan waar gevraagd werd om een donatie om de natuur in stand te houden.
We stoppen onderweg nog even om weer boodschappen te doen, te lunchen en te tanken en dan is het alleen maar genieten. Prachtige vergezichten, gele velden met gaspeldoorn die hier nog volop in bloei staat, schapen en Hooglanders gebroederlijk in dezelfde wei, talloze zeevogel-kolonies. afgelegen vissersdorpjes etc etc We stoppen op de parkeerplaats bij Struie Hill waar je een adembenemend uitzicht hebt over de omgeving en dalen daarna weer af om in het plaatsje Goldspie op een gemeenschappelijke parkeerplaats met 4 camper plaatsen te overnachten.
We staan direct aan het strand en aangezien het weer prachtig weer is zetten we onze stoelen op het grasveld ernaast en genieten we van de bedrijvigheid in het dorp en aan zee. Er werd ‘s avonds veel gebruik gemaakt van de pick-nicktafels en dan was het vooral fisch and chips en pizza’s wat er op de tafel stond.
‘s Avonds hebben we nog een wandeling door het dorpje en langs de kust gemaakt.
De volgende ochtend stonden we om kwart voor 10 bij Dunrobin Castle dat vlakbij lag voor een bezichtiging. Het is het grootste kasteel van van Schotland in de noordelijke hooglanden met 189 kamers. Ook is het een van de oudste continue bewoonde huizen van GB , daterend uit het begin van de jaren 1300, de thuisbasis van de graven en later de hertogen van Sutherland. Het kasteel en zijn tuinen hebben veel weg van een Frans kasteel en werd tijdens WO 1 (hier de Grote Oorlog genoemd) gebruikt als marinehospitaal en van 1965 tot 1972 gebruikt als jongensinternaat.
Aan hetgeen er tentoongesteld werd kon je zien dat de Sutherlands op goede voet stonden met de koninklijke familie. Wij hebben zo’n twee uur alles bewonderd en het was de moeite waard. We hadden geluk dat we als eerste naar binnen konden want toen we het kasteel verlieten stonden er de nodige bussen en auto’s.
We vervolgen onze route en stoppen onderweg nog een keer bij een gasleverancier omdat we een lege gasfles hebben; helaas kon hij ons niet helpen maar was hij wel zo vriendelijk om een collega te bellen waar we morgen een gasfles op kunnen halen.
Omdat het nog redelijk vroeg was zijn we naar de camping gereden in John O’Groats (Jan de Groot dus), dit is het meest noordoostelijke plaatsje op het vasteland van Engeland. Het plaatsje is vernoemd naar Jan de Groot, een Nederlander die in 1496 het veerrecht tussen het vasteland van Schotland en de Orkney-eilanden kreeg van de koning van Schotland. Het plaatsje zelf doet je denken aan Volendam of Urk met vooral veel souvenir winkels. Hoe Jan de Groot hier ooit terecht is gekomen vertelt de geschiedenis niett. Vanaf de camping kijk je op de eilanden en op dit moment zien we de zon langzaam zakken boven de eilanden. En wederom was het vooral genieten van de natuur.
We komen nu in het dunst bevolkte gebied van Noord-Schotland, waar de internet-verbindingen slecht zijn. Dat is ook de reden voor dit korte verhaaltje met wat minder foto’s. Er gaan waarschijnlijk een paar dagen in met radio-stilte, dus als je even niets van ons hoort: don't panic.
Van vrolijke Schotten en een koddig duo
Vanaf Balmedie waar we de nacht hebben doorgebracht is het maar een klein eindje rijden naar Newburgh, het strand dat bekend staat om een grote zeehonden-kolonie. Nu is de weg naar de grote parkeerplaats in de duinen, dichtbij een golfbaan, alleen geschikt voor personenauto’s (verboden voor auto’s breder dan 2 m) en na enkele omzwervingen vonden we een geschikte plek om de camper te parkeren. Naar de duinen en het strand was het een paar honderd meter lopen.
De kolonie zeehonden is volgens de informatie op het bord bij de duinen zo’n 400 exemplaren groot en een aantal daarvan liggen op een eiland in de rivier de Ythan met vrij uitzicht op de Noordzee.
Je kunt er daardoor ook niet te dicht bij komen en ze alleen maar vanaf een afstand bewonderen. Juist daardoor komen ze altijd terug en worden ze niet verjaagd door al te enthousiaste mensen.
Op ons programma voor deze dag stond ook nog de Bullers of Buchan. Dit is een ingestorte zeegrot en behoort tot een van de meest indrukwekkende geologische kenmerken van de kustlijn van Aberdeenshire. Aangekomen bij de Bullers of Buchan kijk je naar de 30 meter diepe kloof waar je de golven door de natuurlijke boog ziet razen. Het kliflandschap is hier spectaculair met vele soorten zeevogels zoals drieteen-meeuwen en zeekoeten en heel veel bloemen.
Aan het klifpad wonen ook mensen in oude visserswoningen: klein, zodat ze makkelijk warm te stoken zijn in de winter.
We hebben met één stel bewoners staan praten die ons nog een aantal tips gaven voor onze tocht over de kustlijn van de Highlands. Hij vroeg of we al Schotse lekkernijen hadden gehad en op ons antwoord dat we de Haggis nog moesten proberen, raadde hij aan om die niet in de supermarkt te kopen, maar bij een lokale slager. Ook moesten we de typische ‘butteries’ niet over slaan. Butteries, ook wel bekend als Rowies, zijn ontstaan in het noordoosten van Schotland als alternatief broodje voor vissers om op zee te eten. Een buttery kan de tand des tijds beter doorstaan dan brood en zit boordevol vet dat voldoende hoog is om de visser op de been te houden. Als je nog nooit een buttery hebt geprobeerd, het is een beetje een kruising tussen een broodje en een croissant, want ze zijn gemaakt met laagjes deeg en een mengsel van boter, reuzel en zout waardoor ze een schilferige textuur krijgen. Sommigen zeggen dat ze een beetje op een geplette croissant lijken. Het klinkt niet bijzonder aantrekkelijk, maar ze schijnen echt heerlijk te zijn en aan een halve heb je meer dan genoeg aldus de man. We zullen zijn goede raad opvolgen.
We hebben aan het begin van de middag onze camper neergezet op de camperplaats bij de Glenbuchty Cottage, vlakbij Fraserburgh of Fraserborough zoals de Schotten zeggen. De eigenaar was een uitgesproken vrolijke gast die met heel veel humor eerst de bezienswaardigheden in de directe omgeving uit de doeken heeft gedaan, daarna de veilige fietsroute aangegeven naar het 3 km verderop gelegen Fraserburgh en tenslotte passeerde ook nog zijn kijk op het British Imperium de revue. Hij vond het onvoorstelbaar dat ze uit de Europese Unie waren getreden: de laatste jaren zie je dat de maakindustrie geheel is weggevallen, alle grote automerken hebben hun fabrieken in Engeland al gesloten of zijn daarmee bezig en het enige dat Engeland nog heeft is de financiële sector, maar die achtte hij, mede door de digitalisering, ook geen lang leven meer beschoren. Hij vertelt vol humor over de ooit grote visservloot van Fraserburgh die de langostines en schelvissen leverden voor de Portugezen en de Spanjaarden, maar dat waren de Brexiteers gemakshalve even vergeten. Net zoals ze vergeten zijn waren dat de eerste bewoners van Engeland 35.000 jaar geleden eigenlijk Spanjaarden waren, dus hoezo een immigranten-probleem in de 21e eeuw? En over het onderwijs van de jeugd qua taal had hij geen goed woord over dus niet alleen in Nederland is dat een probleem. En passant deelde hij ook nog even mee dat hij 8 jaar geleden was gestopt met roken en drinken en van het geld wat hij toen overhield zijn huis heeft gebouwd.
We zijn daarna op de fiets gestapt om even naar Fraserburgh te gaan veel viel er niet te zien, behalve de ‘typisch’ grijze granieten woningen en kerken, een vuurtoren en een inderdaad rijke visservloot met enorm grote vissersboten. Lang hebben we er niet over gedaan en na een bezoek aan de supermarkt terug naar de camperplaats hebben we onze stoelen gepakt en zijn op de kustlijn gaan zitten. Hier konden we kijken naar een kolonie zeehonden (stuk of 40) die zich in de zon baadden, gelegen op de talrijke rotsblokken in zee.
Op de standplaats naast ons konden nog twee campers staan en de eigenaar was zo vriendelijk om de camper die einde van de middag kwam zo neer te laten zetten dat wij konden blijven genieten van het uitzicht op de zee. Erg attent van hem, maar we waren dan ook bijzondere gasten zei hij. (wat een zakje stroopwafels met Delfts blauwe klompjes al niet teweeg kan brengen.)
‘s Avonds konden we genieten van een mooie zonsondergang. Bij het hartelijke afscheid de volgende morgen vroeg de eigenaar of we last hadden gehad van hun gebrul gedurende nacht, maar dat was niet zo al hoorden we ze ‘s morgens vroeg wel.
De volgende etappe van iets meer dan 100 km naar Inverness hebben we op drie punten onderbroken voor een bezienswaardigheid. Als eerste Bow Fiddle Rock, een bijzondere 15 meter hoge rotsformatie in de zee waar je de plooien van de aardkorst prachtig kunt zien; het pad er naar toe was bezaaid met de geel-oranje gaspeldoorn die nu zijn laatste bloempjes laat vallen.
Als tweede bezienswaardigheid hebben we Brodie Castle bezocht. Dit kon alleen met een gids en daar hebben we geen spijt van gehad! Deze van beroep tuinman kon prachtig en vol typisch Schotse humor vertellen over ‘zijn’ kasteel en de bewoners, wier ego, naar zijn mening, ontzagwekkend groot was. De oudste aantekeningen van de familie Brody stammen uit de 11e eeuw en sinds de 13e eeuw woonden ze aantoonbaar op deze plaats.
De laatste ‘27th laird’ (de Schotse variant op de Engelse Lord) heeft het kasteel met de landerijen overgedragen aan de National Trust for Scotland omdat het onderhoud en vooral het behoud van het
kasteel financieel niet meer te dragen was. Zou de familie het hebben behouden, dan zou het langzaam vervallen, zoals met veel oude kastelen in Schotland het geval is. De rijke inventaris
(inclusief een aantal schilderijen van Ned. schilders) van het kasteel is onveranderd gebleven sinds 1824 en je waant je dus echt even 200 jaar terug in de tijd. We hebben een dik uur in het
kasteel rond gewandeld en weten nu veel over de grootheidswaanzin en ego’s van de Brodies, die dan toch maar mede daardoor dit stulpje tot stand hebben gebracht.
Vlak vòòr Inverness hebben we even halt gehouden bij de Culloden Battlefield, waar op 16 april 1746 de laatste veldslag op Engelse/Schotse bodem plaatsvond tussen de 5000 Schotten onder aanvoering van Charles Stuart en de 7500 Engelsen onder aanvoering van de Hertog van Cumberland. Op één dag verloren 1600 Schotten het leven en de Hertog kreeg de bijnaam “the Butcher” omdat hij vervolgens alle vluchtelingen die hij maar te pakken kon krijgen liet onthoofden. Jaarlijks vindt hier op 16 april door de Schotten nog steeds een herdenking van deze slag plaats.
We staan nu twee dagen midden in Inverness op de stadscamping met een wasmachine, zodat we de noodzakelijke was kunnen doen. Op een gegeven moment komt er een opmerkelijk alternatief duo aangereden en we hebben vol verbazing en hilariteit naar het tafereel gekeken dat zich naast onze camper voltrok. Zij deed ons denken aan het typetje dat Bram Vermeulen in Neerlands Hoop beschreef als ‘een stoere verpleegster uit Leeuwarden: rugzak en hangtieten’ terwijl hij ons meer deed denken aan Stiefbeen uit de gelijknamige TV-serie uit de zestiger jaren. Zij pakte de Tipi-tent uit de auto en terwijl ze bezig was de hoekpunten aan de grond de verankeren met haringen stond hij er bij te kijken met de enige paal in zijn handen waarmee daarna de tent werd opgericht. Zij ging onverdroten voort met de verdere inrichting waarbij zijn bijdrage beperkt bleef tot het aanreiken van een militaire koffiemok en een driepoot-krukje waarop hij plaatsnam, nadat hij zijn teddybeer uit de auto had gehaald en die in de tent had gelegd. Ter kleuring het waren beide dik 60-plussers. Er zal wel een reden voor zijn zullen we maar denken. (ik zie Inge nu al lachen)
De volgende morgen hebben we, na een goede nachtrust, even Inverness verkend. De wandeling er naar toe liep via een prachtig park langs rivier de Ness. Ons viel het grote aantal honden op die de mensen hier hebben. Er hangen overal opruimzakjes en vuilnisbakken alleen voor hondenpoep. Schotten zijn zowiezo erg met het milieu bezig en het is dan ook erg schoon overal. En ja, de stadswandeling was kort. Tja, het is weliswaar de Hoofdstad van de Highlands, maar veel meer dan de Victoria-Market de katholieke St.Andrews kathedraal en het kasteel wat ivm renovatie gesloten was viel er weinig te zien.
Dus na de koffie op een van de weinige terrassen en wat boodschappen zijn we terug gelopen naar de camping waar we de rest van de dag hebben zitten genieten van het heerlijke weer. Het was 24 gr en
dat is ongekend warm voor deze streek. Eind van de middag was er een flinke onweersbui.
Vanaf morgen gaan we de Highlands onveilig maken en is het bijna twee weken niets anders dan natuur wat de klok slaat!
Een Koninklijk Bezoek upside down
Het was aan de frisse kant toen we vanuit Edinburg vertrokken richting Braemar, een route van ongeveer 120 km maar met een aantal tussenstops. Wat ons de afgelopen dagen op viel was dat de Engelsen/Schotten er ondanks de frisse wind gekleed gaan alsof het 25-30 graden is. Of wij zijn “watjes” dat kan natuurlijk ook. Maar goed, na 45 km autoweg was dit voorlopig de laatste want vanaf nu zijn het secundaire wegen. Onze eerste stop was in Branklyn om de botanische tuin te bezoeken en daar hadden we ook meteen ons eerste benauwde momentje want de navigatie stuurde ons een omhooglopend en doodlopend straatje in. Ineens stonden we voor de ingang van de tuin maar helaas, we mochten daar niet parkeren. Omdraaien ging ook niet want er stonden aan weerszijde auto’s geparkeerd (van bewoners) dus dan maar achteruit naar beneden, dat was nog te doen maar het probleem was de haakse bocht achteruit de weg op en we zaten dus aan de verkeerde kant van de weg. Dus Janny de camper uit en dan denk je dat je goed kijkt maar er kwam toch een auto de bocht om en die was sneller bij ons dan wij erg in hadden. Gelukkig had hij ruimte genoeg om met een boog om ons heen te rijden maar het is wel even schrikken. Er wordt echt wel rekening gehouden met buitenlanders en de Schotten rijden anticiperend. Een paar honderd meter verder was een parkeerplaats dus ‘probleem opgelost’. Omdat we lid zijn van het National Trust for Scotland hoefden we geen entree te betalen. Het loont echt om hier voor je op vakantie gaat, lid van te worden want na een paar keer heb je dat bedrag er al uit.
Branklyns garden is een 2 ha grote tuin op de lage hellingen van Kinnoull Hill in Perth. Het bevat zo’n 3500 soorten planten en is een oase van rust. Botanici en tuinders van over de hele wereld komen hier om de tuinen te bezichtigen en te leren.
Ook nu hebben we weer met bewondering genoten van alle bloeiende bloemen en planten en inmiddels scheen ook de zon weer.
Onze volgende stop was in Scone een km of 15 verderop. Hier ligt een kasteel met wederom tuinen.
Je zou kunnen zeggen dat Scone de geschiedenis van Schotland is. Nadat de Romeinen zich uiteindelijk achter de Muur van Hadrianus hadden terug getrokken werd Scone een belangrijk centrum van een Pictisch koninkrijk. Rond 830 werd Kenneth MacAlpine de eerste echte koning van Schotland er gekroond zittend op een steen, de Stone of Destiny. Deze steen werd in de loop der eeuwen zo belangrijk in de Schotse traditie, en zo nauw verbonden met de macht van de Schotse koningen, dat de Engelse koning Edward I hem in de 13e eeuw veroverde tijdens zijn talrijke pogingen om de Schotten te onderwerpen, en hem meenam naar Londen. Daar werd het geplaatst onder de officiële kroningsstoel in Westminster Abbey, zodat elke volgende koning of koningin werd gekroond terwijl ze op de Steen zaten.
Op eerste kerstdag 1950 stal een groep Schotse studenten de steen van onder de stoel en droeg hem terug naar Schotland. Het tumult over de diefstal - of de terugkeer van de steen naar zijn
rechtmatige plaats als je wilt - was zodanig dat de regering er uiteindelijk mee instemde de steen permanent en legaal terug te geven aan Schotland. De originele steen wordt bewaard in Edinburgh
Castle, en verlaat Edinburgh alleen als er weer een nieuwe kroning plaatsvindt zoals dit jaar bij Koning Charles III. Een exacte replica staat op Moot Hill, waar de echte Stone of Destiny zo lang
heeft gestaan.
Misschien. Er is een intrigerende kanttekening bij het verhaal van de Stone of Destiny. Aanhoudende geruchten suggereren dat de Steen die Edward I veroverde niet de originele was, en dat toen de
Schotten wisten dat de Engelsen zouden komen, ze de echte Stone of Destinty verborgen en vervingen door een valse Steen. Misschien is de replica in Scone wel de enige echte! Wat hiervan waar is
zullen we nooit weten, maar ook ik acht de Schotten daar zeker toe in staat. Dus toch maar even een foto maken waar Janny op de steen zit.
We hebben ook hier door de tuinen gewandeld en het kasteel gelaten voor wat het is want op een gegeven moment weet je het wel wat je te zien krijgt. Dankzij een goede navigator (Roland dus) kwamen we ook het doolhof uit wat in een stervorm in de tuin lag.
Voor we naar onze eindbestemming Braemar rijden doen we eerst weer voor een dag of 4 de boodschappen en gooien we de tank weer vol want je weet nooit waar je het volgende tankstation tegen komt.
We vervolgen onze weg door een schitterend landschap van groene bergen en rijden ook door een wintersportgebied waar de stoeltjesliften werkeloos stil hangen. Af en toe zien we tot onze verbazing nog sneeuw op de bergtoppen liggen. Verder heel veel grazende schapen en een kudde herten, kortom genieten van al het moois. Een voormalig stuk van deze weg was vroeger zo gevaarlijk dat het Devil Elbow werd genoemd. De ooit gevreesde dubbele haarspeldbocht bij Glenshee, Perthshire, maakte vroeger deel uit van de hoogste route van Groot-Britannië, de A93 maar werd omzeild toen de weg in de jaren 60 werd rechtgetrokken tot grote opluchting van de automobilisten.
Wij zijn in elk geval goed aangekomen op onze overnachtingsplek naast Farquharsons Bar & Kitchen en we zijn in gezelschap van Fransen, Finnen en Duitsers. Dit plaatsje is hard op weg om een culturele hotspot te worden met diverse evenementen waaronder de Highland Games die ook elk jaar bezocht werd door koningin Elisabeth en Prins Philip, dat Charles deze traditie voort gaat zetten is zeer waarschijnlijk want hij verblijft graag en vaak op Balmoral Castle. Wij maken een wandeling door het dorpje en komen in gesprek met een man die zijn planten aan het besproeien is. Ook nu weer een leuk gesprek en omdat wij eventueel naar het vlakbij gelegen (15 km) Balmoral Castle wilden fietsen vroegen we hem of dit mogelijk was , maar hij raadde het ons ten zeerste af omdat je op de rijweg met zijn vele bochten moet fietsen en bovendien is er een groot parkeerterrein daar dus was voor onze de keuze snel gemaakt.
We vroegen of hij Queen Elisabeth weleens had ontmoet en hij zei dat de hele familie regelmatig in het dorp kwam maar dat dit voor de bewoners heel normaal was. Leuk om die verhalen te horen maar
ook dat ze enthousiast zijn over de route die wij rijden. Terug bij de camper lekker in de zon gezeten met een wijntje en biertje en meteen tickets geboekt om Balmoral Castle te bezoeken want als
je zo dicht in de buurt bent wil je het natuurlijk ook zien.
De volgende morgen scheen de zon volop toen we opstonden en het beloofde weer een mooie dag te worden. Voor 10.00 uur (opening tuinen en kasteel) stonden we aan de poort van het kasteel.
Het gebied van Balmoral (gelegen in Abersheenshire ) is 243 km2 groot en in dit gebied zijn een aantal kleine dorpen waarvan er twee volledig bevolkt worden door het eigen personeel van de koningin, nu dus de koning. Ze hebben 50 voltijdse medewerkers die voor het huis, en de dieren zorgen en tussen de 50-100 deeltijd werknemers die vooral werken als de familie aanwezig is.
Prins Albert en koningin Victoria besloten in 1848 na een bezoek aan dit landgoed hier een huis te huren. Dat beviel zo goed dat ze het huis kochten en Prins Albert begon toen met het plannen van een nieuw huis op 100 meter afstand van het oude 16e-eeuwse huis. Victoria legde de eerste steen op 28 sept. 1853 en drie jaar later was het voltooid. Samen met Sandringham House in Nordfolk Engeland is dit privé-bezit van de koninklijke familie en maakt geen deel uit van het koninklijke erfgoed.
Middels een Nederlandse audiogids kregen we een rondleiding. Leuk detail is dat het op Balmoral waar het vroegere huis stond de koudste plek is in Schotland en dat het zelfs in de zomer ‘s nachts kan vriezen. Omdat het eigenlijk maar 3 mnd groeiseizoen is moet er hard gewerkt worden om voldoende kruiden, groenten en bloemen te kweken voor augustus als de familie daar hun vakantie door komt brengen. Een flink karwei dus. Als je door de tuinen wandelt dan snap je wel waarom met name Elisabeth en Charles zo graag op Balmoral vertoeven. Het is er prachtig. In het kasteel zagen we een overzicht middels foto’s vanaf Victoria, het was verboden om binnen foto’s te maken maar heel veel krijg je ook niet te zien. Opvallend was wel dat er nergens een foto van Prinses Diana te zien was terwijl ze toch deel uitmaakt van de geschiedenis. Na nog een bezoekje aan de koninklijke giftshop en een drankje op het terras zijn we terug gewandeld naar de camper. Inmiddels stond de parkeerplaats vol en waren wij voor de grote drukte weer weg. Leuk om het gezien te hebben.
Via weer een mooie landelijke route reden wij naar het natuurgebied Burn O’Vat voor een wandeling. Ongeveer 16.000 jaar geleden was het gebied bedekt met gletsjerijs. Toen de ijskap begon te smelten door opwarming kwam er een vloedgolf aan rotsen en keien met het smeltwater mee. Men vermoedt dat een rots, afkomstig van de smeltwaterstroom, vast kwam te zitten in een kleine holte op de rivierbedding waardoor er kleine stroompjes in een spiraalvormige beweging omheen stroomde. Deze zorgde ervoor dat het bed onder de rots erodeerde waardoor er een kuil ontstond. De kuil staat plaatselijk bekend als ‘The Vat ‘en is 18 m breed en 13 m hoog.
Na de wandeling reden we naar onze eindbestemming Aberdeen met bedoeling hier twee dagen te blijven. Nu was ons door een paar Schotten al gezegd dat als je al in Edinburg bent geweest je in Aberdeen teleurgesteld zult worden en net zo was het, we reden dwars door de stad naar de boulevard waar je mag overnachten. We gaan er verder ook geen woorden aan vuil maken, maar wij vonden het dus niet de moeite om daar te blijven en zijn een kilometer of 15 naar een CP gereden in een natuurgebied midden in de duinen. Even struinen door de duinen en dan lekker relaxen.
De aanvullende foto's tot 9 juni 2023 staan op ons Fotoboek
Amazing Edinborough
Edinburgh , de hoofdstad van Schotland, is verreweg de meest bezochte (en vaak meest geliefde) Schotse stad, en met reden. De oude ‘New Town’ en de nóg oudere ‘Old Town’ barsten van de historische bezienswaardigheden, musea, leuke winkels, restaurants en pubs. In deze stad vind je écht voor ieder wat wils. Maar vooral ook heel veel winkels waar de schotse klederdracht met toebehoren te koop is, je vraagt je af of ze er van kunnen bestaan zoveel winkels zijn er.
We vertrokken om 10 uur van de camping met een busje dat ons na een half uurtje onder aan het begin van de oude stad afzette. De chauffeur was er een met veel humor en voor we in de stad aankwamen waren we al van veel informatie voorzien. Hij wilde wel weten wat het verschil was tussen Holland en The Netherlands en waar Dutch dan vandaan komt.
We hadden de dag tevoren voor een bezoek aan Edinburgh Castle al online kaartjes geboekt voor half twee ‘s middags, dus we hadden nog een paar uur om een gedeelte van de stadswandeling te doen. Na 10 minuten bereikten we de Grassmarket, een historisch plein met een markant verleden. Het plein dateert oorspronkelijk uit de 14e eeuw, maar heeft zijn lugubere bekendheid vooral gekregen in de 17e en 18e eeuw toen hier de executies van de ter dood veroordeelden plaatsvonden. Sommige uitbaters spelen daar handig op in: zo zagen we een pub met de naam “The last Drop” een verwijzing naar de laatste druppel in de fles, maar ook de laatste gang door het klapluik onder de galg.
De bekendste, overigens maar ten dele geslaagde executie is die van Half-Hangit Maggie wil je die geschiedenis weten dan raden wij je aan om die op het internet op de zoeken. Tegenwoordig is de
Grassmarket vooral bekend om zijn vele levendige pubs en restaurants met zitjes buiten.
Vanuit de Grassmarket steken we het pleintje over, gaan we de Cowgatehead op en komen we aan bij de de ingang van Greyfriars Kirkyard. Mary, Queen of Scots, gaf in 1562 toestemming om deze vroegere
kloostertuin te gebruiken als begraafplaats. Hier liggen enkele bekende Schotten begraven, waaronder de vader van Sir Walter Scott, James Craig, de ontwerper van de New Town van Edinburgh en
daarnaast nog andere spraakmakende monumenten zoals Martyr’s Monument, het monument van Sir George Mackenzie en het Duncan Ban MacIntyre’s Memorial. Met name het graf van Mackenzie leidt tot
talloze spookverhalen over de 'Poltergeist' die nog steeds rondwaart rond zijn voormalige graf. Niet bang? Het kerkhof wordt daarom 's nachts bezocht door tal van spooktours.
Maar het bekendste graf is dat van Greyfriars Bobby, een loyale terriër die 14 jaar lang de wacht hield bij het graf van zijn baasje John Gray. Aan de hoofdingang van de begraafplaats is Bobby’s
grafsteen te zien op de plek, waar zijn vermeende begraafplaats is te vinden. Het graf van het baasje John Gray bevindt zich dertig meter ten noorden van de ingang.
Als je vanaf Greyfriars Kirkyard terugloopt de Victoriastreet in om bij de Lawnmarket te komen zie je echt dat Edinburgh op verschillende niveaus is gebouwd: er loopt een straat voor de huizen langs maar het lijkt ook wel of er een straat over de daken loopt….. en dat is ook zo!
Het meest bekende pand in Victoriastreet is wel het pand Diagon House; het schijnt zo maar ineens, uit het niets, in 2017 bij de 20e verjaardag van het boek de Steen der Wijzen uit de Harrie Potter-reeks te zijn geëxplodeerd als een stenen Harrie Potter-winkel en je vindt er nu rijen liefhebbers van de boeken van JK Rowlings voor de deur. Wij zijn vol verbazing over zulk een verbeelding het pand stilletjes voorbij gelopen.
We zijn nog een klein stukje de Lawnmarket op gelopen tot aan de St. Giles Cathedral, eigenlijk de 'High Kirk', de belangrijkste gebedsplaats van de Kerk van Schotland in Edinburgh. Het gotische gebouw dateert uit de 14 de eeuw, maar werd zwaar gerestaureerd in de Victoriaanse periode. De opvallende kroonvormige spitstoren is een prominent herkenningspunt in de skyline van de stad. In de ‘kirk’ werden huwelijken en begrafenissen van tal van bekende Schotten gehouden. Ze is ook bekend om haar link met John Knox, die hier preekte en die je kunt vergelijken met Calvijn voor de Lage Landen. De 49 m hoge toren met zijn opmerkelijke, open ‘kroon’ is vermoedelijk het oudste nog bewaarde deel van de kerk. In het monumentale (en voor Schotse begrippen weinig sobere) interieur zijn de weelderig bewerkte koorbanken opvallend; ze zijn natuurlijk in de Schotse Kerk niet meer in gebruik en daarom verplaatst naar een voorheen in gebruik zijnde zij-altaar.
Omdat het middaguur inmiddels had geslagen zijn we langzaam terug gelopen om te gaan lunchen en op tijd bij Edinburh Castle te kunnen zijn. Edinburgh Castle, triomfantelijk gelegen op een 135 m hoge basaltrots als restant van een uitgedoofde vulkaan, is een ‘must’ voor elke toerist. Niet alleen vanwege zijn ligging en uitzichten, ook om zijn gebouwen en historische associaties.
Door de eeuwen heen heeft dit centrale bolwerk een belangrijke rol gespeeld in heel wat oorlogen, waaronder de Schotse Onafhankelijkheidsoorlogen en de Jacobitische Opstand van 1745. Het is de meest belegerde plek van Groot-Brittannië, en een van de vaakst aangevallen plekken ter wereld! Het kasteel dat je vandaag de dag ziet, dateert voor het grootste deel van na de Lange Belegering uit de 16 de eeuw, toen een groot deel van de vorige structuur verwoest werd, uitgezonderd de St Margaret’s Chapel (vroege 12 e eeuw), het oudste nog bestaande gebouw van Edinburgh.
We hebben even in de rij gestaan om de Schotse kroonjuwelen bewonderen en (sinds 1997) ook de befaamde ‘Stone of Destiny’, de steen waar sinds mensenheugenis de Schotse (later Britse) koningen op worden gekroond en onlangs dus ook Koning Charles. Sinds 1861 wordt er dagelijks om 13.00 uur een schot gelost uit een Half Moon Battery boven de ingang.
Na ons 2 uur durende bezoek aan het kasteel zijn we de Royal Mile opgelopen, zoals de Lawnmarket, de High Street en de Canongate samen heten; het is de verbinding tussen het kasteel en Holyrood House, de officiële residentie van de Britse Koningen als ze in Schotland zijn en het is ook de weg die tijdens de afscheidsceremonie van Koningin Elisabeth van Schotland na haar overlijden werd afgelegd.
Deze Royal Mile wordt omzoomd door tal van voor het oude Edinburgh zeer karakteristieke 16e- en 17e-eeuwse woonkazernes, die voor een belangrijk deel rond een intiem binnenplein (‘close’ of ‘court’) zijn opgetrokken. Je moet af en toe echt zo’n smalle doorgang doorlopen om te zien welk eens moois daar achter verscholen ligt.
Zo tref je aan Lady Stair’s Close het markante Lady Stair’s House uit 1622 aan. Dit vroegere koopmanshuis doet momenteel dienst als Writer’s Museum voor de drie grote Schotse literatoren: Scott, Burns en Stevenson.
Halverwege de Royal Mile zijn we teruggekeerd naar Hanover Street waar we op de bus terug naar de camping stapten.
Woensdag 7 juni namen we rond tienen opnieuw de bus naar het centrum van Edinburgh om het resterende deel van de Royal Mile af te leggen. Vanaf de bushalte daar naar toe passeerden we het enorme monument voor Walter Scott. De immens populaire schrijver zit in marmer met zijn hond Maida onder een baldakijn. De 60 m hoge neogotische spits kan via 287 treden beklommen worden maar daar hebben we toch maar wijselijk van afgezien.
Op de grens van het oude Edinburgh en Canongate staat Het John Knox House; dit historische huis, gebouwd vanaf 1490, toont enkele interessante architecturale en decoratieve kenmerken. Hoewel het geassocieerd wordt met John Knox, een bekend protestants hervormer, woonde Knox eigenlijk in een huis op Warriston Close. Waarschijnlijk zou hij hier slechts enkele maanden verbleven hebben, tijdens het beleg van Edinburgh Castle, hoewel hij hier misschien wel gestorven is. Tegenwoordig is het ingericht als museum.
Een stukje verder zien we enigszins verscholen achter straatgevels de White Horse Close, een fotogeniek hofje met 17e-eeuwse huizen. De gelijknamige herberg, waar de postkoets naar Londen vertrok, is verdwenen, maar het in 1965 gerestaureerde complex ademt desondanks de sfeer van intieme historiciteit. We zijn wel benieuwd hoe vaak dit hofje als decor heeft gediend voor een historische film. In elk geval zagen we in het museum dat er voor de film/serie Outlander op diverse plaatsen in Edinburgh gefilmd is.
Aan het end van Canongate komen we bij Holyrood House, de residentie van het engelse vorstenhuis in Schotland. Als je daar binnen wilt moet je je tevoren aanmelden en na het betalen van een bijdrage van £ 20,- mag je naar binnen. Gelet op de memorabilia in The Palace Shop, tevens aanmeldcentrum, hebben we deze beker aan ons voorbij laten gaan.
Na een bezoekje aan het daar achter liggende park, van waaruit je, als je zin hebt, ook nog Arthur’s Seat kunt beklimmen, een ruim honderd meter hoge heuvel van waaruit je een overzicht hebt over Edinburgh.
Op ons gemak zijn we weer terug gelopen naar het oude centrum waar we nog een bezoek hebben gebracht aan de National Gallery waar we tot onze verbazing een zaal met Nederlandse schilders zoals o.a
Rembrandt, Frans Hals, Jan Steen hebben bekeken. Daarna vonden we het welletjes en zijn we terug gewandeld naar de bus.
Edingburgh heeft ons op een positieve manier verrast, we hebben er twee dagen heerlijk rond gestruind en genoten van alles.
Morgen trekken we verder.