Met de camper naar .....

Als een Bok op een Haverkist

We hadden onze stoelen net buiten staan toen we bezoek kregen van een Nederlander die woonachtig is in Hongarije en zo in een uur tijd zijn hele levenswandel aan ons vertelde; hij hoorde zichzelf graag praten want veel meer dan een punt en een komma konden wij niet te berde brengen. Toen we uit pure armoede aangaven dat we met onze kleinkinderen hadden afgesproken te Face-timen en dat we nu toch echt geen tijd meer hadden, pakte hij zijn kuierlatten op en ging heen
. Later hoorden we van andere Nederlanders dat het hen zo ook vergaan was.
De volgende dag beloofde het een warme dag te worden en daarom besloten we om de bijna 2 km van de camping naar de binnenstad van Szeged niet te voet af te leggen maar om de fiets te pakken.
Szeged heet niet voor niets de meest zonnige stad van Hongarije te zijn: met meer dan 2000 zonuren op jaarbasis evenaart het Barcelona.

Szeged ligt op het kruispunt van de rivieren Tisza en Maros. De Romeinen bouwden hier hun nederzetting Parthiscum. Ook de veroveraar Attila de Hun verbleef hier. De beide rivieren zorgden voor voorspoed door van Szeged een handelsplaats te maken, maar ook veel tegenslagen. De grootste was de overstroming van 1879 die de hele stad verwoestte: van de 5800 huizen bleven alleen de hoogst gelegen 300 huizen overeind. De ‘oude’ stad bestaat dan ook helemaal uit gebouwen uit het eind van de 19e eeuw, waarvan de bouw door vele giften uit de rest van Europa mogelijk werd. Veel straatnamen herinneren daar nu nog aan.

We zetten onze fietsen op het centrale plein, het Szechenyi-TĂ©r en liepen naar de Domkerk (Fogadalmi templom). Tot de bouw van deze kerk hebben de overlevenden van de overstroming al een jaar later besloten, maar het duurde tot 1913 voordat de eerste spade in de grond ging en de laatste hand werd in 1930 aan de kerk gelegd. Van de voormalige kerk rest alleen nog een gedeelte van de oude toren, die demonstratief naast de nieuwe kerk is blijven staan omdat het te lastig was om hem af te breken.


De kerk is de op drie na grootste kerk van Hongarije. Aan de façade prijken mozaïekbeelden van de twaalf apostelen. Het door het bonte glas binnenvallende licht vormt telkens nieuwe kleurenbundels. Binnen staat een heel groot orgel met 11.000 pijpen en 166 registers waarop veel orgelconcerten worden gegeven; alleen al in de maand mei telden wij er vier. Ook het Domplein zelf is een plek waar concerten worden gegeven waarbij het orkest op het verhoogde plateau voor de Domkerk plaatsneemt en duizenden toehoorders het plein kunnen vullen.


Het mag geen verbazing wekken dat veel gebouwen in de stad een weerspiegeling zijn van de Art Nouveau en ook Gaudi heeft op veel gebouwen zijn stempel kunnen drukken. Vanuit de Dom liepen we via de Heldenpoort (die een eerbetoon is aan de soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog sneuvelden) naar het Ungar-Major Paleis, Ă©Ă©n van de beeldbepalende gebouwen van Szeged.


Iets verderop staat het Reök Paleis. Het huis is gebouwd in de stijl die in de buitenlandse literatuur ‘Hongaarse Jugendstil’ wordt genoemd en is ontworpen door Ede Magyar en voltooid in 1907. Net als de woongebouwen ontworpen door de Catalaanse kunstenaar Antoni GaudĂ­, is het een van de mooiste in Europa.


We zijn van daaruit door de winkelstraat, waar bijna elke winkel gesloten was (omdat het maandag was, niet omdat het Tweede Pinksterdag was) naar de Synagoge gelopen, die helaas ook gesloten was.
Je kunt Szeged niet verlaten zonder even neer te strijken op het terras van VirĂĄg CsukrĂĄszda waar men naar men zegt de beste taart en ijs van de stad heeft. Vanwege het warme weer was voor ons de keuze niet moeilijk.

Via het Stadhuis, geopend door Keizer Franz Josef, voor wie speciaal een loopbrug tussen zijn hotel en het stadhuis werd aangebracht, zijn we terug gelopen naar onze fietsen. Szeged is ons goed bevallen. Het is een mooie, maar vooral rustige en schone stad. Je hebt eigenlijk niet door dat de stad 180.000 inwoners telt.


De volgende dag vertrokken we al vroeg naar Baja, een plaats aan de Donau, waar we onze camper neerzetten op een camping aan de oevers van de zijrivier, de Sugovica. We eten een boterham en stappen dan op de fiets om 40 km langs de Donau te fietsen. Het was 26 graden maar gelukkig stond er ook wel een stevig windje. Volgens de Hongaarse site was dit een hele mooie route. De eerste kilometers moesten we door de stad, vervolgens zo’n 18 km in een rechte lijn over een dijk met links van ons de Donau die helaas door bomen en struiken niet te zien was en rechts weiland. De 20 km terug gingen pal tegen de wind in waarvan 6 km over een landweggetje met gaten en zand met rechts en links akkerland en de laatste 10 km zonder fietspad over de autoweg. Het enkele bezienswaardige object was een kerkje in the middle of nowhere.


Niet leuk dus maar we zijn in elk geval actief bezig geweest. De lucht zag er dreigend uit maar gelukkig bleef het bij een paar druppels. Onderweg was er niet een bank te vinden, laat staan een koffietentje. Aan het einde van de fietstocht zijn we in Baja op een terras neergestreken.
‘s Avonds hebben we een paar flinke buien gehad met onweer.

Op Woensdag 22 mei zijn we naar PĂ©cs gereden, zo’n 70 kilometer van Baja. Het landschap wordt hier heuvelachtiger en meer afwisselend, vergeleken met de Poesta. Onderweg vielen ons de grote velden klaprozen / papavers op zelfs blauwe en vroegen we ons af of ze hier geteeld worden. Dus opzoeken dan maar. Hier enkele weetjes: Ze gedijen en groeien het beste op omgewoelde droge voedselarme zandgrond. Ondanks dat alle delen van de klaproos giftig zijn wordt het sap uit de bloemblaadjes gebruikt als natuurlijke kleurstof in dranken en siropen. Gedroogde bloemblaadjes worden gedroogd om er thee van te maken wat zou helpen tegen pijnen en slapeloosheid. Het heeft geen zin om ze te plukken voor in een vaas want ze zullen hun blaadjes meteen laten vallen. Klaprooszaadjes schijnen te helpen tegen onrust.
Het verschil tussen een klaproos en papaver is dat een klaproos rood is en papavers hebben grotere blaadjes en meerdere kleuren.



We komen rond 11 uur op een camping aan, midden in de stad die wordt gerund door een bejaard echtpaar. Zij is een ex- rijksambtenaar en hij, die we niet hebben gezien, een landbouwkundig ingenieur. De vrouw houdt alles in de gaten en als er iets gebeurd wat haar niet zint, dan komt ze dat onmiddellijk melden (hetgeen we aan den lijve ondervonden toen we een pan omspoelden in de gootsteen); zij zit als het ware als een bok op een haverkist.

Omdat de bushalte vlakbij de camping is, besloten we vandaag met de bus naar het centrum te gaan. We stapten uit bij Árkåd, een mega-groot overdekt winkelcentrum van drie verdiepingen dat ons werd aanbevolen voor het geval het te heet zou worden, omdat er airconditioning in het gebouw is. Het was nog niet zo heet dat we daar gebruik van maakten en hebben ons eerst gemeld bij de Synagoge. Een uiterst vriendelijke bewaker die erg goed duits sprak ontving ons, gaf uitleg wat we binnen zouden aantreffen en gaf ons tevens een handleiding in het Nederlands (!). Daarin werd voornamelijk uit de doeken gedaan wat het Joodse geloof inhield en hoe je dat in een synagoge terug kunt zien, zoals de Tora, het aanwijsstokje, de Chanoeka enzovoorts. Wat natuurlijk bij blijft zijn de gevolgen van de Holocaust: vóór de Tweede Wereldoorlog telde Pécs een Joodse gemeenschap van ruim 5000 zielen, nå de oorlog keerden nog geen 400 terug, de rest was omgebracht in de concentratiekampen.


Vervolgens liepen we door naar de grote Domkerk. De oudste delen van de kathedraal stammen uit het eind van de 11e eeuw, maar hij is in de loop van de eeuwen tot vier maal toe verwoest. Voor het eerst al een paar jaar na de bouw door brand, daarna door de Turken, die de kerk onder andere als graanschuur hebben gebruikt, Uiteindelijk is hij eind 19e eeuw herbouwd in Classistische stijl.


Ondanks zijn grootte en volop muurschilderingen doet de kerk heel rustig aan. Vanuit de Dom gaan we naar het Széchenyi Tér (alweer) waar de grote moskee staat van pasja Quassim Ghazi. De moskee werd na het vertrek van de Turken een katholieke kerk.
Het plein wordt het mooiste plein van Hongarije genoemd en dat is volgens ons terecht.


We hebben een uurtje vlakbij het plein bij een Italiaan op het terras gezeten om daarna langzaam terug te wandelen naar het winkelcentrum Árkåd, waar we dan toch maar even naar binnen zijn geglipt, voordat we de bus terug namen.

Morgen naar het Ballaton (het Balla-meer, aangezien ‘ton’ meer is in het Hongaars).

De foto's van 14-22 mei staan op onze fotosite

Well Ness

De regen viel met bakken uit de hemel toen we deze morgen (17 mei) wakker werden en het heeft tot rond 11.30 geplensd, dan maar binnen het vertier zoeken. Na 11.30 badpak en zwembroek aan en naar het naast gelegen thermaalbad dat we helemaal alleen tot onze beschikking hadden want verder was er behalve het personeel niemand. We hebben dus heerlijk liggen genieten in een watertemperatuur van 35 gr terwijl het buiten slechts 15 gr. was.


Het is tot een uur of 19.00 droog gebleven en toen viel het er weer met bakken uit tot 23.00 uur. Het was een nat dagje.
De volgende morgen was de lucht strakblauw en volop zon. En niet alleen wij genoten daarvan maar ook een groene kikker met een jong op haar rug zat op het stoepje in de zon. Het zou 26 graden worden.


Na afscheid genomen te hebben van een ander reislustig Nederlands echtpaar,(het andere echtpaar verblijft 5 maanden op deze camping vanwege de thermaalbaden. Wij moeten er niet aan denken, maar ieder zijn ding) zijn we vertrokken. Eerst naar de Lidl en vervolgens richting Kesckemét. Onderweg was het een oase van klaprozen.


Er wordt in Hongarije hard gewerkt aan het aanleggen van nieuwe wegen en je komt regelmatig een groot bord tegen waarop staat wat de bijdrage van de EU hieraan is geweest en dat zijn behoorlijke bedragen. Tegen lunchtijd waren we op de camping die voor Hongaarse begrippen behoorlijk prijzig is. (30 euro per nacht) Wij dachten in de eerste instantie dat het duurder was omdat er op het naastgelegen terrein blijkbaar een muziekfestival is dit pinksterweekend maar hij is dus altijd zo duur. Wij hebben af en toe wel het idee dat je als toerist meer betaald dan de Hongaren zelf. Het sanitair gebouw is vrij nieuw en alles zag er netjes uit.
Na de lunch zijn we naar de stad gefietst.
Kesckemét wordt weleens de poort naar het land tussen de Donau en de Tisza genoemd. In dit gedeelte van Hongarije groeien meer dan twee miljoen fruitbomen waarvan de abrikozen de bekendste zijn. Wat meteen opvalt is dat het een vrij moderne stad is met in het centrum nog een aantal oude gebouwen zoals de voormalige synagoge dat nu het Huis van Techniek is.


In het centrum zijn vier pleinen die in elkaar overgaan, parkachtige lanen met bankjes en bloemen geven het een sfeervolle uitstraling.
We komen uit bij het opvallende Cifra-paleis, een Hongaarse variant van de Jugendstil. Het dak bestaat uit bonte majolicategels. De naar voren stekende randen onder het dak vormen kleurrijke, golvende lijnen. Omdat het paleis helemaal in de steigers stond hier de foto van Wikimedia (© SA 3.0)


Ook het raadhuis is een prachtig pand en wij hadden het geluk dat er net een bruidspaar klaar stond om naar binnen te gaan.

Wij hebben een van de terrassen opgezocht en waren enigszins ontgoocheld omdat we veel meer van deze stad verwacht hadden op cultuur gebied.
Dus weer op de fiets om naar het arboretum (natuurpark van 62 ha groot) te gaan. Hier hebben we een wandeling gemaakt. Er werd gepicknickt, jongeren zaten spelletjes te spelen, er waren romantische plekjes voor jong geliefden en zo was er in deze natuurrijke omgeving voor elk wat wils.


Terug op de camping waren onze Hongaarse buren er inmiddels ook weer en kwamen ze ons een welkomstdrankje brengen, Barack-padlinkĂł ofwel abrikozenjenever met een hoog alcoholgehalte die hier uit KesckemĂ©t komt en een geliefd drankje is in Hongarije. Na een klein nipje heb ik mijn glaasje doorgeschoven naar Roland. Maar wel ontzettend aardig en wij konden weer wat stroopwafels kwijt. 😃

Op de camping hebben we de hele avond mee mogen genieten van het muziekfestival. De Rolling Stones nummers werden vrij goed vertolkt, maar de heavy metal muziek had voor ons niet gehoeven. Roland sliep door alle herrie heen en ik heb tot 0.30 liggen stuiteren in bed ondanks de oordoppen. Een poosje later kwamen de festivalgangers terug naar de camping.
De volgende ochtend werden we wakker door het geluid van de regen en volgens buienradar zouden we vaker regen krijgen deze dag. We zijn naar het 40 km verderop gelegen dorp Påhi gereden om een wandeling te maken van 7 km over een natuurpad door de Påhi weiden met karakteristieke habitats en het Közös-woud. In de periode mei- juni staan dan volop de orchideeën in bloei. Het was droog toen we om 11.00 aan de wandel gingen en de meegenomen paraplu is gebruikt als parasol omdat het al snel erg warm werd in het open veld. Wat betreft de orchideeën viel het erg tegen en in de stukken door het bos zijn we vooral bezig geweest om de zwerm muggen (en ja, we hadden ons goed ingesmeerd met antimuggenspray) van ons af te slaan.


Vlinders waren er in grote getale te zien en af en toe sprong er een kikker voor de voeten weg. Tegen 14.00 uur waren we terug bij de camper en werden we aangesproken door een jongen en meisje van een jaar of 9, 10 met de vraag; Do you speak Englisch? Met hun vertaalapp ontstond er een leuk gesprekje. Ze waren zo enthousiast en wilden van alles weten. Ik had thuis nog wat kleine kleurboekjes met kleurtjes liggen en die meegenomen net als kleine waterpistooltjes dus uitgedeeld aan ze en ze waren zo blij dat ze zomaar een cadeautje kregen en we werden uitgezwaaid met thank you, thank you! Fijn als je met iets kleins een paar kinderen zo blij kunt maken. Het meisje zag eruit alsof ze al weken lang dezelfde kleren aan had.Onderweg heeft het flink gehoosd en wat opviel was dat de Hongaren dan langs de kant van de weg stil staan (zelfs op de snelweg!) of heel langzaam met de waarschuwingslichten aan verder rijden.
Om 16.00 waren we op de camping in Szeged en hier was het aanmerkelijk drukker, vooral veel Duitsers en we troffen er een Nederlands echtpaar dat we twee keer eerder op een camping getroffen hadden.


In een rijtuig over de Poesta

Nadat we ons aangemeld hadden op de camping in TiszafĂŒred en een plekje hadden gezocht moesten we constateren dat het ook op deze camping wel erg rustig was. Behalve wat vaste gasten die hier permanent staan was er nog Ă©Ă©n Nederlands echtpaar van midden 80 met een caravan. Het was een actief stel dat elke dag ging fietsen en let wel, hij, Sjaak, deed dat op een wielrennersfiets en zijn vrouw had een e-bike. Hun tom-tom was een wegenkaart van Hongarije en aan Whatsapp, vertaalapp etc.deden ze niet. Hij sprak geen enkele andere taal. Ik heb met respect naar ze zitten luisteren. ‘s Avonds wilden we een wandeling maken maar toen we bij de uitgang van de camping kwamen bleek de poort dicht; er hing wel een toetsenbord waar je de code in kon tikken, maar een code hadden we niet gekregen en de receptie was inmiddels gesloten. Terug naar Sjaak om hem even de code te vragen maar het verbijsterende antwoord was “Dat codeblok zit er voor de show, je kunt gewoon de poort open schuiven hoor”. Daarop hebben we de wandeling langs het meer alsnog gemaakt maar dat was van korte duur want we werden lek gestoken door de muggen.


De volgende dag hebben we in de omgeving gefietst en wat opvalt is dat elk huis omheind is met hekken en er veel honden zijn die ongewenste indringers buiten de poort moeten houden. In elk dorp zagen we om de paar meter nesten met ooievaars op elektriciteitspalen.

Ook is het contrast in huizen erg groot. Er staan werkelijk krotten die nog bewoond worden en grote luxe huizen in dezelfde straat. Wel mooi zijn de bermen vol met klaprozen.


Na een rondje van 35 km zonder ook maar een uitspanning waar we iets konden drinken waren we weer terug op de camping. Rond 22.00 hoorde we een traktor op de camping rijden en tot onze verbazing produceerde hij grote witte wolken met als gevolg dat in no time de hele camping in de “ mist” lag. Erg fris rook het ook niet en gelukkig konden we bijtijds alle ramen sluiten voor hij bij ons voorbij kwam. De dag erna vertelde Sjaak (de nederlander die voor het vierde jaar op de camping was) dat ze dat doen vanwege de muggen. We hebben nog niet kunnen ontdekken wat voor spul het was.

Na een goede nachtrust zijn we de dag erna weer op de fiets gestapt om rond het meer te fietsen. (45 km) Nu was er na 16 km wel een restaurantje waar we konden pauzeren. We hadden voor we gingen niet op de buienradar gekeken maar zagen wel de zon verdwijnen en de lucht dicht trekken. Volgens buienradar was er onweer op komst en omdat we over een dijk fietsten besloten we terug te gaan naar de camping waar we net op tijd aankwamen voor het begon te regenen. Uiteindelijk viel het allemaal mee.

Nadat we op 16 mei afscheid genomen hadden van de lieve behulpzame oudjes zijn we naar de Lidl gegaan om vervolgens richting HortobĂĄgy te rijden een kleine 40 km verder. Het is het eerste nationale park in Hongarije. Zoals een Hongaarse dichter ooit schreef, het is een plaats waar hemel en aarde in elkaar overvloeien. Daar op de poesta, hetgeen leegte in het Hongaars betekent, ligt een van de oudste stoeterijen van Hongarije MĂĄtai MĂ©nes waar de Nonius paarden worden gefokt, beroemd om hun sterke gestel en uithoudingsvermogen. Wie meer info wil mag zelf googelen. Wij melden ons bij de receptie omdat we een tocht per huifkar over de poesta willen maken. Samen met twee Zwitserse stellen en een Hongaarse gids die perfect Duits sprak hebben we een dik uur over de poesta gereden en het was een fantastische ervaring. Onderweg werden we getrakteerd op een prachtige ruitershow waar je de perfecte harmonie tussen mens en dier zag.

We zagen rackaschapen met hun kenmerkende lange krullende vacht, de gedraaide horens en typische witte of zwarte kleur.

Ook liepen er de Hongaarse grijze runderen, hun oorsprong is nog steeds onduidelijk maar wetenschappers zijn het er over eens dat het nazaten zijn van de oerossen.

Ook was er een kudde waterbuffels, oorspronkelijk uit Indië maar al in 560 v. Chr. door de Avaren naar Hongarije gebracht. Ze worden vooral gebruikt als lastdieren en wegen tussen de 500-700 kg.


Het uur was helaas snel voorbij en we hebben van de eerste tot de laatste minuut genoten van deze rit. Er was een mogelijkheid om een ritje op een paard te maken maar daar hebben we vriendelijk voor bedankt.

Na deze mooie ervaring zijn we naar de camping in Szolnok gereden en ook hier is het weer rustig. Nog twee Nederlandse stellen en een Hongaars stel. We mogen gebruik maken van de naast gelegen thermaal baden en dus gaan we morgen relaxen.

Vízesések és Barlangok (van Watervallen en Grotten)

Zaterdag 11 mei vertrokken we naar het 30 km verderop gelegen SzilvĂĄsvĂĄrad, een klein dorpje aan de voet van het BĂŒkk Nationaal Park dat bekend staat om zijn Lipizaner paarden en de FĂĄtyol-waterval. We parkeerden de camper achter het treinstationnetje van de Waldeisenbahn, een antiek smalspoor treintje dat je in 10 minuten voor € 2,- naar boven brengt. Bovenop de heuvel aangekomen waan je, je in een aangelegd park, met picknickplaatsen, vers gemaaid gazon en prachtige wandelpaden; het is week-end en dus waren we er niet alleen. Per treinlading gingen er zo’n 100 personen naar boven, elke half uur twee treinen vol. Gelukkig is het wel zo groot dat je er nauwelijks last van hebt.

Watervallen worden meestal ingedeeld in het aantal meters verval en dan is de FĂĄtyol-waterval maar een hele kleine; zijn verval is slechts een paar meter. Wat deze bijzonder maakt is zijn lengte: hij valt over 18 treden die samen 17 meter lang zijn. Vandaar ook zijn bijnaam: de Sluierwaterval.
Helaas is de rivier die de waterval voedt een regenrivier, dus als er weinig regen is gevallen is de waterval zelf niet krachtig en soms alleen maar een zielig stroompje.


We zijn in anderhalf uur rustig naar beneden gelopen, langs het riviertje, zagen forellen en andere vissen in de meertjes van de rivier zwemmen en genoten van het fluitconcert van de vogels.

Beneden aangekomen was er in het dropje ook nog een Concour Hippique aan de gang, internationaal zelfs want de omroeper deed het ook in het Engels. We hebben heel even naar het inspringen van de paarden staan kijken.

Vervolgens gingen we op weg naar Aggtelek, de grensplaats tussen Hongarije en Slowakije, waarbij net buiten het dorp Szilvásvárad plotseling een ree net voor ons de weg op sprong en vervolgens als een hinde het naastgelegen weiland door rende. Het ging zo snel dat Janny niet de gelegenheid had om het geheel op video of foto vast te leggen. Even dachten we “geen nood, de dashcam zal het wel opgenomen hebben”, maar toen we ‘s avonds controleerden bleek dat we vergeten waren er een opslagkaartje in te doen. Truus stuurde ons gelukkig via Slowakije naar Aggtelek over beduidend beter geasfalteerde wegen dan we aan de Hongaarse zijde van de grens zouden hebben gehad. In het laatste dorpje op Slowaakse bodem moesten we nog even goed opletten. Over de straat zwalkte een man die kennelijk veel te diep in het glaasje had gekeken en – waarschijnlijk ongemerkt – in zijn broek had geplast. Een stukje verderop zagen we een vrouw die – armen over elkaar – hem zeer boos stond te observeren of het zijn vrouw was? wie zal het zeggen Een paar kilometer verder kwamen wij in Aggtelek aan en installeerden we ons op een camping waar wel plaats was voor 150, maar waar we slechts met 3 campers stonden. Echt gezellig is dat ook niet.

Aggtelek is de naamgever van het Nationaal Park dat bekend staat om zijn druipsteengrotten: er zijn er 712 in totaal. Het merendeel is niet toegankelijk. Wij stonden zondagmorgen al vroeg voor de ingang van de Baradla Domica-grot, die naast de camping lag. Dit grottenstelsel heeft een totale lengte van 25 km en je kunt hier onder de grond van Hongarije naar Slowakije lopen. Natuurlijke ingangen naar de grot zijn al sinds de oudheid open en er zijn sporen van neolithische bewoning. Bij opgravingen zijn bijvoorbeeld 13 skeletten gevonden uit de steentijd. De eerste schriftelijke vermelding van de grot dateert echter uit 1549. Het eerste onderzoek werd in 1794 uitgevoerd en toen dacht men dat de grot niet groter was dan 1,8 km.

Onder begeleiding van een gids die alleen maar Hongaars sprak, hebben we een uur lang door het gangenstelsel gezworven en hoewel we toch wel wat gewend waren van onze bezoeken aan franse grottenstelsels waren we toch verbaasd over de omvang van deze en ook vanwege het kleurenspel. Wit van de kalk, rood vanwege de ijzerhoudende gesteenten en zwart omdat ze vroeger, voordat het elektrisch licht was uitgevonden, met brandende fakkels de grot in gingen en de roet die daar van af kwam neersloeg op de wanden en het plafond.
Op het diepste punt, 90 meter onder de oppervlakte, bevindt zich een hele grote zaal, daar waar twee ondergrondse rivieren samenvloeien. Deze zaal wordt de concertzaal genoemd vanwege de bijzondere akoestiek die hier door de natuur is gevormd. En ja hoor, hier vinden jaarlijks meerdere concerten plaats. Wij kregen hier een stukje klassieke muziek te horen en het klonk geweldig mooi. Na de middag hebben we nog een wandeling gemaakt.


De volgende etappe op maandag 13 mei brengt ons naar TiszafĂŒred, maar eerst maken we een kleine omweg naar LillafĂŒred om naar de Szinva-waterval te gaan kijken. De waterval in de rivier de Szinva in het Miskolc-gebied is niet van natuurlijke oorsprong. In 1920 begon de bouw van een neorenaissance-hotel aan het kunstmatige meer van Hamori. In de plannen van architecten en landschapsontwerpers waren er terrastuinen, evenals een waterval, waarvoor speciaal de richting van de Szinva-rivier werd veranderd. In hoogte bereikt de Szinva-waterval een hoogte van 20 meter en is daarmee de hoogste waterval van Hongarije. Op een zeer hete zomer, wanneer het water in het bovenste gedeelte opdroogt, wordt het kunstmatig toegevoegd. Het hele jaar door zijn er veel toeristen, vooral fotografen, voor wie de waterval een favoriet thema is voor hun werken. De toegang tot de hangende tuinen, waar de waterval valt, is gratis. Er is ook een smalspoorstation in de buurt, waar de trein vanuit de wijk Diosgyor naartoe rijdt.


Na twee weken nu in Hongarije te hebben rond gereden zijn er twee dingen die ons opvallen. De eerste is het respect van de andere weggebruikers voor fietsers en wandelaars. Wandelaars krijgen in de stad echt ruim baan en er wordt ruimhartig gestopt voor voetgangers die een weg willen oversteken. Wil je als automobilist een fietser passeren, dan moet je tenminste 1,5 m ruimte laten tussen jouw auto en de fietser. Dat betekent vaak dat je achter de fietser zult moeten blijven als er tegenliggers aankomen, en dat gebeurt ook. Op wegen zonder fietspaden is het dan ook echt opletten geblazen. Gelukkig is snelheid maken door de conditie van het wegdek (zoals Janny het noemt: een lappendeken met grote gaten) ook een hele uitdaging.

Hadden we in de jaren zeventig in Amsterdam het zogenaamde ‘witte fietsenplan’ en heeft Parijs dat een aantal jaren geleden ook ingevoerd, in Hongarije hebben de grote steden een variant: het groene elektrische steppen-plan. Op veel kruispunten in de stad vindt je op het trottoir een stalling voor elektrische steps. Heb je een kaartje, dan maak je die step daarmee los van de lader en kun je hem gebruiken. Heb je hem niet meer nodig, dan stal je hem bij een andere lader op het trottoir. Zijn in Nederland elektrische steps op de weg nog niet toegelaten, hier zoeven de gebruikers je voorbij.
Met enige vertraging kwamen we halverwege de middag in TiszafĂŒred aan, maar niet zonder haperingen. Truus liet het wederom eens afweten en ook de wegwerkers hebben hun steentje bijgedragen. We besloten om af te wijken van onze gewoonte om in het land van bestemming zo veel als mogelijk snelwegen te mijden: we zien graag wat van het land in plaats van geluidswallen e.d. Maar omdat de wegen toch hun beste dagen wel hebben gehad, kozen we er nu voor om 70 km over de snelweg te gaan. En uitgerekend voor onze afslag begonnen de wegwerkzaamheden zonder voor aankondiging en konden we onze afslag niet nemen. Gelukkig had Janny de naam van de afslag onthouden (FĂŒzesabony) en konden we via de omleidingsborden toch op de goede weg terug keren. Inmiddels had Truus ons ook weer gevonden en zo draaiden we rond 3 uur de camping op.

Van Elisabeth tot Eleanor Rigby

De weersvoorspelling voor vandaag 8 mei was motregen en regen aan het einde van de dag. Het was bewolkt maar droog toen we van de camping wegreden. Truus had er weer even geen zin in , maar na opnieuw instellen konden we koers zetten naar Gödöllö waar het (op Versailles na) grootste barokke kasteel staat van Europa, beroemd geworden als het buitenverblijf van Elisabeth van Beieren (beter bekend als Sissi) en Keizer Franz Josef.


Het is gebouwd rond 1730 door graaf Antal Grassalkovich, een trouwe aanhanger van Maria Theresa. Het weerspiegelt de aristocratische levensstijl van die tijd. De balzaal is in witgoud geschilderd.


De kamers zijn versierd met fresco’s. Keizererin Elisabeth kwam hier graag om te ontsnappen aan het benauwende hofleven en vooral haar schoonmoeder. Ze ontving hier de crĂ©me de la crĂ©me van de Europese royals en organiseerde feesten en jachtfestijnen.

Bij de Hongaren was ze erg geliefd. Na haar dood in 1898 kwam het hofleven tot een abrupt einde. Frans Jozef kwam zelden in het kasteel. Er is in de loop der jaren het nodige gerestaureerd maar helaas is er nog een flink gedeelte van het gebouw wat in verval is.

Maar het was de moeite waard om het kasteel te bezichtigen. Het paleispark is een 28 ha grote Engelse tuin die er enigszins verwaarloosd uit zag.
Na de koffie zijn we doorgereden en zagen we het vlakke landschap veranderen in groen glooiende heuvels met volop klaprozen in de bermen. Af en toe zagen we grazende herten.


De route ging naar Hollókö een klein werelderfgoeddorpje met 380 inwoners, uniek in Hongarije, dat bekend staat om zijn ruim honderd jaar oude huizen. In het hart van deze nederzetting staat de kerk met een houten toren waarvan de geschiedenis teruggaat tot 1889.



Er gaat slechts Ă©Ă©n weg naar het dorp die je ook weer terug moet rijden. Eromheen liggen de prachtige witgekalkte paloc-boerderijen met veranda’s en dakspanen. Sommigen huisvesten ambachtelijke werkplaatsen.


Voor ons was het jammer dat het nog geen hoogseizoen is want dan dragen ze vaak hun beroemde PalĂłc volkskostuum. Rondom het dorpje liggen de groene heuvels en er heerst een oase van rust, een heel verschil met de drukke stad. We vervolgen onze weg naar het Lourdes van Hongarije: MĂĄtraverebĂ©ly- SzentkĂșt. In dit plaatsje zou Maria in de kruin van een eik aan een stomme herdersjongen zijn verschenen en de jongen moest graven tot aan de wortel van de boom en het water drinken wat hij daar vond. Vanaf dat moment zou hij weer kunnen spreken. Sindsdien komen er veel pelgrims naar deze heilige plaats.


Wij kenden in elk geval het verhaal niet en waren desondanks ook nagenoeg de enige “pelgrims” die er rond liepen behalve het werkvolk dat met renovatiewerk bezig was. De bedoeling was om op de overnachtingsplek tot morgen te blijven staan om dan een wandeling te maken naar de kluizenaarsgrotten die je via het heiligdom kunt bereiken maar het is een relatief steile klim en dat gaat Janny niet lukken dus besluiten we door te rijden naar de camping in Eger en lassen we een extra rustdag in. De weg door de heuvels was een echte lappendeken met gaten, maar de omgeving was erg mooi en rond 17.15 arriveerden we op de camping. En op anderhalve druppel regen toen we net onderweg waren bleef het droog vandaag. Tot nu toe hebben we geboft met het weer..


Op deze Hemelvaartsdag hebben we heerlijk geluierd. Natuurlijk wel even wat huishoudelijke dingetjes gedaan zoals was wassen en met een vochtig doekje en dweil even door het huis want het was best stoffig. De campings die we tot nu toe gehad hebben waren sober qua sanitair ed maar erg schoon zowel binnen als buiten en de meeste hebben een wasmachine; je draait een wasje voor 2,50 per machine ( soms zit het gebruik bij de prijs in ) en daar hoef je het dus niet voor te laten. Onder een afdak hing de was lekker droog te wapperen en liggen wij weer onder frisse lakens. Heerlijk als je niets hoeft en met een mooi boek de dag buiten door kunt brengen. Morgen wandelen we naar de stad.

De zon scheen volop toen we tegen 10.00 naar de stad liepen. De stad Eger ligt de Hongaren na aan het hart omdat ze in de 17e eeuw de Turken voorgoed uit Hongarije verdreven. Symbool hiervoor is de “ Egri Bikaver” ( stierenbloedwijn), een rode wijn uit de regio. Een overblijfsel uit de Turkentijd is de 40 meter hoge minaret, waarop een kruis en een halve maan naast elkaar de vrede tussen beide landen symboliseren.


We lopen langs de kathedraalbasiliek die deels in de steigers staat en ook binnen is er een gedeelte afgeschermd. Gedurende onze wandeling telden we negen kerken op loopafstand.
Op het centrale DobĂł-plein staat de Minorieten kerk die gezien wordt als de belangrijkste kerk van het land, gebouwd tussen 1767 en 1773.


Op het plein waren we getuigen van twee ruziënde mensen en ze schreeuwden zo hard dat het bijna een volksvermaak was gezien de reacties van omstanders. Het plein wordt omringd door monumentale huizen en veel restaurantjes en ademt een gezellige sfeer uit. De Wienercappuchino bij de Italiaanse ijssalon op dit terras was heerlijk. Daarna zijn we via de Dobóstraat, ( vernoemd naar de beroemdste zoon van de stad) waar vroeger veel Duitse kunstenaars woonden naar de hoger gelegen Burcht gelopen.


De burcht heeft een gotische zuilengalerij en de stadsmuren zien er wat wonderlijk uit, omdat de Turken de burcht regelmatig aanvielen en nadat de Turken verdreven waren ( in totaal hebben ze Eger 91 jaar bezet) breidden Italiaanse bouwmeesters het fort uit. Ze gebruikten daarvoor restanten van vernietigende kerken en zo kan het gebeuren dat je er ook boogvensters en ornamenten in de stadsmuren tegenkomt. In 1522 hielden IstvĂĄn DobĂł en zijn mannen 40 dagen stand tegen de Turkse aanval. Dappere vrouwen goten vanaf de kantelen kokende pek op de Turken. De overwinning van DobĂł is een heldhaftige kroniek in de Hongaarse geschiedenis.
Vanaf de burcht heb je een prachtig uitzicht over de stad.


Na dit bezoek zoeken we een gezellig plekje op om te lunchen en dat was deze keer bij de Griek. Vervolgens lopen we naar het Beatlesmuseum. Ja , je leest het goed. De eigenaar van het museum ( zelf ook muzikant) is al meer dan 40 jaar fan en verzamelaar van alles wat met de Beatles te maken heeft. En je valt van de ene verbazing in de andere als je de hoeveelheid spullen ziet die hij heeft. We zagen zelfs onder de loep een haar liggen van John Lennon. Voor de Beatle liefhebber is dit echt een aanrader en voor het geld hoef je het niet te laten.
We hebben er met veel plezier rond gelopen. Einde van de middag waren we moe maar voldaan weer op de camping. Morgen verlaten we Eger en gaan we de natuur opzoeken.

Betoverend Boedapest

Voordat we van Esztergom naar de stadscamping van Boedapest gaan maken we een tussenstop in Szentendre. Het is een kleine stad van 23.000 inwoners bekend vanwege zijn handwerkslieden en kunstenaars. We parkeerden de camper op een parkeerplaats aan de rand van de oude binnenkern en moesten hoofdstedelijke prijzen betalen voor het parkeerticket: omgerekend € 15,00 voor 2,5 uur. Gelukkig waren we er vroeg (rond 10.00 uur) en was het nog niet echt druk, dat veranderde helaas al snel en een uur later werden het plaatsje overspoeld door toeristen die met bussen aan- en afgevoerd werden. Van de handwerkslieden en kunstenaars waren er ook niet veel meer over: het merendeel was souvenierswinkeltje, soms even afgewisseld met een handwerkerskraampje met sieraden, borduursels en leerbewerker.


Het deed ons echt denken aan Volendam: bijna alles kitsch en de echte visser is al lang gevlogen. Na wel een voortreffelijke lunch voor een habbekrats hielden we het voor gezien en reden we de laatste 30 km naar de Stadscamping Haller in Boedapest, een weg die uitdrukkelijk verboden was voor kar en paard.


Als uitvalsbasis voor een bezoek aan de stad is deze camping in het centrum echt een aanrader: gelegen op 100 m van de tram en op 600 m van de metro. Wel onder Ă©Ă©n van de startbanen van het vliegveld van Boedapest, maar die vliegen dan al zo hoog dat je daar geen last van hebt. Leuke bijkomstigheid: als je ouder bent dan 65 jaar (senior) mag je gratis met het openbaar vervoer. Voor de Hongaren gold dat al, maar OrbĂ n heeft die regel ook op alle EU-onderdanen moeten toepassen toen hij aanspraak maakte op Europese subsidies.

Na een rustige nacht stonden we de volgende morgen om half 10 op de tramhalte om op de Forvam TĂ©r (Marktplein) uit te stappen. Daar vind je een overdekte markt die je best mag vergelijken met de oude Les Halles in Parijs: gebouwd in 1897, 150 meter lang en 100 meter breed, drie verdiepingen. In de kelder vindt je de supermarkt van de Aldi, op de begane grond de lokale slagers, bakkers, groentetelers, slijterijen etc en op de eerste verdieping de uitbaters van eettentjes en souvenierswinkeljes.


Daar liepen we tegen een Japanse aan die - zoals gebruikelijk - met haar smartphone op filmstand door de rijen liep. Plotseling draaide ze een standje binnen en de uitbaatster probeerde duidelijk te maken dat zulks toch niet de bedoeling was, maar de Japanse ging onverstoorbaar verder met filmen. Uiteindelijke hief de uitbaatster haar handen ten hemel en riep ‘ one Euro for a photo”. We gaven haar een duimpje en inmiddels was de Japanse haar standje al weer uit en kon ze er wel om lachen.

We vonden Boedapast verschrikkelijk schoon vergeleken bij onze eigen steden: nergens vind je een papiertje of een blikje op straat, heel af en toe kom je een uitgetrapte sigaret tegen. De brede boulevards deden ons denken aan de Parijse, inclusief de classicistische bebouwing. Zou Georges Haussmann, de stedebouwkundige van het Parijs van de 19e eeuw ook hier aan het werk zijn geweest?
We passeren de winkelgalerij Parisi Udvàr (hetgeen Parijse rechtbank betekent) maar waar nu een hotel in gevestigd is en op het Vörösmarty-plein staan we voor één van de oudste en beroemdste koffiehuizen in de stad, Gerbeaud Cukråszda.


Al meer dan anderhalve eeuw worden er koffie en heerlijke gebakjes geserveerd in een prachtig interieur met sprookjesachtige roodfluwelen zitjes. Het is slechts één van de beroemde koffiehuizen in Boedapest. Naast het serveren van koffie en gebak is er nog iets wat deze bars gemeen hebben: een mooi, weelderig interieur. De opkomst van de koffiehuizen vond vooral plaats in de tweede helft van de 19e eeuw. Een "kåvéhåz" (koffiehuis) was toen een plaats waar kunstenaars, journalisten en rijke mensen elkaar ontmoetten om er allerhande onderwerpen te bespreken. Je zal meteen begrijpen waarom de koffiehuizen niet gedoogd werden door de communistische heersers die het land een groot deel van de 20e eeuw in een ijzeren greep hielden.


We slenterden voort, stopten even voor een Thaise lunch (’Padthai’) om daarna Ă©Ă©n van de meest bijzondere gebouwen van Boedapest te bezoeken: de Szent IstvĂĄn Bazilika (Sint-Stefanusbasiliek). Hier vereren de Hongaren hun eerste christelijke koning. De bouw van deze kerk, de grootste van de stad, begon in 1851. JĂłzsef Hild zorgde voor het plan, maar het duurde meer dan een halve eeuw totdat de kerk klaar was. Waar je ook loopt in de stad, je hebt bijna van overal uitzicht op de 96 meter hoge koepel. In die koepel bevindt zich een uitkijkplatform op 65 meter hoogte vanwaar je een panoramisch uitzicht hebt over de stad. Om er te komen moet je meer dan 300 treden overwinnen, maar gelukkig is er ook een lift.


Het interieur is bijzonder mooi: weldadig, niet overdadig. Als je de basiliek binnenkomt via de massieve deur bij de hoofdingang (naast de toren), heb je een goed overzicht van het interieur. Boven het hoofdaltaar staat een beeld van de heilige koning. Links, in de Heilige Rechterhandkapel (Szent Jobb-kĂĄpolna), ligt een van de meest vereerde objecten van het land: de gemummificeerde onderarm van Szent IstvĂĄn.


Drie bijzondere objecten van deze eerste dag willen we nog even benoemen. Het eerste is het Herdenkingsmonument voor Slachtoffers van de Duitse Bezetting dat in 2014 werd opgericht. Het is tamelijk controversieel. Officieel is het een herinnering aan de Duitse invasie van 19 maart 1944 en de daaropvolgende bezetting. Vergeet niet dat het Duitse nazi-regime en de Hongaarse regering in die tijd bondgenoten waren. Je herkent wellicht de aartsengel Gabriël, die Hongarije vertegenwoordigt, en door een Duitse adelaar werd aangevallen.

Aan de andere kant zijn er de altijd aanwezige bloemen en foto's van slachtoffers van de nazi's, geplaatst door mensen die hun vermoorde familieleden willen herdenken. Geef toe, het is een beetje vreemd: een monument dat officieel een inval en de daaropvolgende bezetting herdenkt in plaats van de slachtoffers.

Het tweede markante object is het Hongaarse Parlementsgebouw. Als je het Britse Parlement in Londen al eens zag, dan komt dat in Boedapest je beslist bekend voor. Het Hongaarse Parlement werd gebouwd tussen 1884 en 1902, naar een ontwerp van Imre Steindl dat sterk geïnspireerd was op het Britse voorbeeld. Het complex telt bijna 700 kamers waarvan de “Nationale Vergaderzaal” beschouwd wordt als de indrukwekkendste, maar de Koepelzaal en de grote Congreszaal moeten daarvoor weinig onderdoen. Opvallend aan de buitenzijde zijn de vele gevelspitsen die het gebouw een apart karakter bezorgen. Het gebouw behoort tot de fraaiste monumenten ter wereld en dat zegt natuurlijk al genoeg. Het is 268 meter lang, 118 meter breed en 27 meter hoog. De centrale koepel torent maar liefst 96 meter boven de stad uit. In totaal beslaat het Parlement ongeveer 1,8 hectare! Je kunt het alleen met een gids bezoeken en dat hebben we maar overgeslagen.


Het laatste bijzondere object van die dag was het kunstwerk van de schoenen op de kade van de Donau. Het is het gedenkteken ter nagedachtenis aan de Joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de fascistische Arrow Cross-milities werden gedood. Het werd opgericht in 2005 en is het geesteskind van filmregisseur Can Togay en het werk van beeldhouwer Gyula Pauer. De Joden kregen de opdracht hun schoenen uit te trekken en werden aan de rand van het water neergeschoten, zodat ze in de rivier vielen. Deze installatie stelt hun achtergelaten schoenen voor, gegoten in ijzer, en brengt de wreedheden van die tijd terug naar de voorbijgangers. Je krijgt echt kippenvel als je er bij staat.


De tweede dag zijn we met de stadsbus naar het op de heuvels gelegen Buda gegaan (we hadden geen zin in honderden treden omhoog) en hebben als eerste de Matthiaskerk bezocht. Deze kerk draagt de naam van koning Matthias die in 1470 stierf. De zuidelijke toren van de kerk, de Matthiastoren, dateert uit die tijd en is 80 meter hoog. De belangrijkste werkzaamheden aan het gebouw begonnen al omstreeks 1255 onder de heerschappij van koning BĂ©la IV. Vanaf 1541 hebben de Ottomanen de kerk omgebouwd tot een moskee en in 1686 kwamen de Habsburgers die op hun beurt grote schade veroorzaakten. De renovaties in het laatste kwart van de 19e eeuw werden in neogotische stijl voltrokken, maar die hebben niet lang standgehouden, want tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de kerk opnieuw zeer zwaar beschadigd.


Het gebedshuis is nu prachtig verbouwd, met vooral aandacht voor het voormalige gotische gebouw. Opvallend zijn de kleurrijke geglazuurde dakpannen, een verwijzing naar de periode van koning Matthias. Een van de oudste delen van de huidige kerk is een reliëf uit de 14e eeuw waarop taferelen uit het leven van Maria afgebeeld worden. Je vindt het in het Maria-portaal, de grote ingang. Wees niet verbaasd als je ook de naam Nagyboldogasszony-templom (Onze-Lieve-Vrouwekerk) ziet opduiken, dat is de officiële naam. Voor de fans van koningin Elizabeth (Sissi: ) zij werd hier in 1867 tot koningin van Hongarije gekroond.


Na het bezoek aan de kerk hebben we in het Vissersbastion koffie gedronken en konden we genieten van het prachtige uitzicht over Pest, waarbij vooral het Parlamentsgebouw en de Dom prominent naar voren traden.

Daarna liepen we via het voormalige Koninklijk Paleis , waarvan een klein gedeelte nu als Presidentieel onderkomen in gebruik is, inclusief twee schildwachten, terug naar de Donau. Vlakbij de Dom zijn we neergestreken om te lunchen en kozen we voor een typisch Hongaars gerecht Magyar LĂĄngos en het was heerlijk!


We wilden ook nog even een kijkje nemen in de beroemdste kroeg van Boedapest, Simple Kert, een oud pand, gedeeltelijk ruïne, die is omgebouwd tot hippe kroeg met trendy décor, maar helaas, na een wandeling van ruim een half uur kwamen we voor een gesloten deur.

Onderweg passeerden we ook nog de grootste synagoge van Europa. Ook hier kon je helaas alleen maar met een gids naar binnen en dat betekende voor ons een uur wachten en daar hadden we geen zin in, bovendien vonden we 25 euro per persoon entree aardig aan de prijs.


Daarna wat boodschappen gedaan en met de tram terug naar de camper.
Het waren twee prachtige dagen met mooi weer en we kunnen iedereen aanbevelen om Boedapest te bezoeken.
Morgen trekken we verder naar het buitenverblijf van Elizabeth en Karl Josef.

Camperen tussen de ezels

Donderdag 2 mei
Rond de klok van 9 uur waren we klaar om te vertrekken, we werden uitgezwaaid door de camping eigenaresse die we blij gemaakt hadden met een klein zakje stroopwafels en sleutelhanger met delftsblauwe klompjes. Vol trots liet ze een paar rode klompen zien die ze ooit van een Nederlandse gast gekregen had maar ze kon er echt niet op lopen zei ze. Na even te zijn gestopt bij de Lidll en een tankstation ( diesel kost hier ongeveer 1.60 euro) vertrokken we richting Tata een afstand van 85 km met een tussenstop in Pannonhalma waar een duizendjarige benedictijnse abdij staat die we wilden bezoeken.


Vanuit de verte kon je hem op een hoger gelegen heuvel zien liggen. Het klooster van de Benedictijnse Orde werd gesticht in 996 en speelde een belangrijke rol in de verspreiding van het christendom in middeleeuws Midden Europa. Tot op de dag van vandaag functioneert de gemeenschap van monniken hier nog steeds. Het complex bestaat uit een kloostercomplex, basiliek, onderwijsgebouwen, botanische en kruidentuinen. Wie meer over dit complex wil weten zal even moeten googelen wnt het heeft een lang geschiedenis. Vooral de bibliotheek was indrukwekkend en buiten had je een prachtig uitzicht over de omgeving.


Tegen twaalf uur vertrokken we voor de laatste 54 km waar we uiteindelijk ( dit wordt een vakantie van de lange adem😉) 2,5 uur over hebben gedaan. We kwamen op de snelweg in een file waar we zo’n 10 km ingezeten hebben, het ging van drie naar uiteindelijk 1 rijbaan en wat schetst onze verbazing er reed een kleine (formaat caddy) wegwerkersauto met drie mannen die een geel afzetlint aan het verwijderen waren van de weg. Je vraagt je werkelijk af waarom ze dat niet in de avond of vroege morgen kunnen doen. Wij hebben er in elk geval wel om moeten lachen zo komisch zag het eruit. Uiteindelijk arriveerden we om 14.30 op natuurcamping Farmunk, een 17 ha groot privegebied van jonge mensen die zelf graag kamperen in nomadische stijl. Het is gratis maar ze waarderen het als je iets van hun gerechten koopt. Het is een oase van rust en met een grote schommel in de treurwilg waan je, je weer even een kind.


De geiten, honden en ezel lopen gezellig met je mee en je hoort de hele dag de vogels fluiten, kikkers kwaken, de kleine bonte specht zat naast ons vrolijk te hakken in een boom en tegen de avond scheerden er gekleurde vogels over het meer, ze pikken de watervliegjes op en nestelen zich in de bomen.


Googelen vertelde dat het bijeneters zijn. Wij hebben heerlijk aan het water zitten genieten van deze rust. Na een goede nachtrust werden we wakker van de regen, die was gelukkig van korte duur zodat we later op de morgen konden gaan fietsen rond het Tatameer.

Tata (24.000 inwoners) staat bekend om zijn meren, bronnen en bezienswaardigheden. Het belangrijkste en oudste historische bouwwerk is de burcht met vier torens die door de Turken-oorlogen en later door de Habsburgse troepen werd verwoest. Het is nu een museum.


Wat opvalt zijn de gigantische grote en in alle kleuren irissen die overal staan. Ook tijdens het fietsen hoor je continu de vogels fluiten, jammer dat je dat in Nederland zo weinig meer hoort. Bij een lokaal eettentje langs de route gepauzeerd en als je dan 2 euro af moet rekenen voor een koffie en een latte wordt je toch helemaal blij.

Nadat we op deze 4e mei ons idyllisch plekje verlaten hadden liet ook de zon zich al snel weer zien. Onze bestemming was de aan de Donau gelegen stadscamping in Esztergom, een afstand van zo’n 75 km. Onderweg weer voor een paar dagen boodschappen gedaan en de keuze is reuze in de grote supermarkten. Ik heb bv nog nooit zoveel soorten en hoeveelheden toiletpapier in een winkel zien liggen.


We werden vriendelijk ontvangen op de camping, het is overal nog erg rustig en we staan hier met vier campers op een veld vol met madeliefjes, het is een prachtig gezicht, helaas zijn ze vandaag wel begonnen met het maaien maar wij hebben er in elk geval van kunnen genieten.


Na de lunch hebben we de wandelschoenen aan gedaan en zijn we de stad ingelopen. Esztergom ligt aan de Donau, de grensrivier met Slowakije en is Ă©Ă©n van de oudste steden van Hongarije. Sinds 1715 is het een bisschoppelijke hoofdstad en is de basiliek de grootste kerk van Hongarije. Hij werd naar het voorbeeld van de Sint Pieter in Rome tussen 1821 en 1856 gebouwd en heeft een lengte van 118 meter en is 72 meter hoog. Hij staat op een hoger gelegen gedeelte in de stad en we hebben heel wat trappen moeten beklimmen voor we boven waren ( en natuurlijk kwamen we er later achter dat er ook een andere weg naar boven liep, waarom moeilijk doen als het ook makkelijk kan 🙂 ) maar het was de moeite waard, de basiliek is prachtig.


Naast de basiliek staat het kasteel van Esztergom, meer dan vijf meter hoog met steile zijmuren. Het staat op de UNESCO Werelderfgoedlijst en er is een museum in gevestigd die de geschiedenis van Hongarije in de Middeleeuwen laat zien. Vanaf de muren van het kasteel heb je een prachtig uitzicht over de Donau. Wij hebben een terras opgezocht om onze dorst te lessen om daarna terug te wandelen naar de camping.


Morgen gaan we naar Boedapest en daar zullen we ook de aanvullemde foto's op onze foto-site zetten.

Truus is de weg kwijt

Zondagmorgen 28 april zijn we rond 9 uur vertrokken voor 2 lange etappes van ruim 500 km. We vertrekken bijna altijd op zondag als we door Duitsland moeten omdat er dan nagenoeg geen vrachtverkeer op de weg zit. Wel een flink oponthoud gehad bij Frankfurt wegens een ernstig ongeluk. Om half vijf kwamen we aan op de camperplaats in Neumarkt in der Oberpfalz, die op een speciaal stukje van het parkeerterrein van het ziekenhuis is gemaakt, zonder voorzieningen. We zijn even de stad in gelopen en het oude stadscentrum, dat in de Tweede Wereldoorlog volledig plat gebombardeerd is door de Geallieerden, is nadien in oude stijl volledig herbouwd. We hebben even de Duitse gastvrijheid geproefd op een Italiaans terras temidden van Polen en Oekrainers. In een klein kerkje werden we getrakteerd op een concert van jachthoorns. Het klonk als muziek in de oren.

De volgende dag vroeg op pad om Oostenrijk te doorkruisen; Bij Passau stuurde Truus (onze navigatie) ons net voor Passau van de snelweg af om ons vervolgens door de stad en langs de Donau verder te leiden. Op een gegeven moment de bergen in en toen we eenmaal boven waren toch maar even gestopt en Google Maps geraadpleegd. Vanaf dat moment hebben we Truus maar gelaten voor wat het was en zijn verder op de plaatsnaamborden naar Linz gereden en van daarop via de autosnelweg naar Wenen. Truus bleef ons bij elke afslag manen om van de snelweg af te gaan, terwijl in de voorkeuren toch echt snelwegen aangevinkt staat.
Rond 5 uur kwamen we aan op de camperplaats in Jahrnsdorf, vlakbij het drielandenpunt Oostenrijk - Slowakije - Hongarije. Daar toch maar even in de instellingen van Truus gekeken en uiteindelijk de oorzaak gevonden: vermijd Tolwegen stond aangevinkt. Nu zijn de Oostenrijkse autowegen tolvrij (behalve de Brennerpas e.d.) maar kennelijk vindt Truus dat als je een autobahn-vignet nodig hebt je dat als tol moet beschouwen. Oke, vermijd tolwegen uitgevinkt.
Helaas, de volgende dag stuurde Truus ons voor onze etappe van Jahrnsdorf naar Györ (65 km) op ongeveer 500 m voor de Hongaarse grens in Oostenrijk over de M1, de snelweg van Wenen naar Boedapest. Prompt een controle en omdat we maar voor 1 dag een autobahn-vignet hadden (het was immers de bedoeling om pas in Hongarije de autoweg op te duiken) konden we maar liefst even € 120,- aftikken voor een boete en dat was wel heel zuur.

Daarna verder gereden naar de camping in Györ, waar we ‘s middags niets meer deden: even wennen aan de warmte (stralend blauwe lucht en 25 gr ). Het is wel een heel internationaal gezelschap hier; er staan campers uit IJsland, Finland, Polen, BelgiĂ«, Zwitserland, SloveniĂ«, ItaliĂ«, Duitsland, Hongarije en wij uit Nederland.

De volgende dag op de fiets naar Györ, een stad van 120.000 inwoners, waar we door de buitenwijken naar het centrum fietsen. We hebben daar een paar uur rondgeslenterd in de voetsporen van een stadswandeling die door de lokale VVV is uitgezet. Opmerkelijk is de Basiliek van Györ, gewijd aan Maria Hemelvaart. Één en al goud wat er blinkt!!

Daarnaast is de stad een echte Barokstad; veel gebouwen zijn in die stijl opgetrokken en het Raadhuis is daar een mooi voorbeeld van. Het was op deze 1e mei, een feestdag in Hongarije, uiterst rustig in de stad; weinig verkeer en de meeste Hongaren gaan dan naar buiten, de natuur in om te picknicken met de familie. De winkels waren niet geopend, de terrassen wel en daar hebben we gebruik van gemaakt. Halverwege de middag waren we terug op de camping. Morgen reizen we verder.