Met de camper naar .....

Van Verzintochnix via Anijs naar Kir en Mosterd

We kennen de verhalen van Asterix en Obelix bijna allemaal wel. Heel Gallië was in de stripverhalen van Coscinny en Uderzo bezet door de Romeinen. ‘Heel Gallië? Nee, een klein dorpje blijft dapper weerstand bieden tegen de Romeinse overheersing.’ Fictie? Neen, niet helemaal! Al in 54 v. Chr. moesten de Romeinen een groot verlies ondergaan toen hun veertiende legioen door de Eburonen, een Frankische stam, werd verslagen. Daarop boden de Galliërs tegen de Romeinen overal weerstand en als reactie daarop toog Julius Caesar achter de leider van de Galliërs aan, Vercingetorix. Deze leider op het schild trok zich terug in zijn stad, die door de Romeinen als Alesia werd aangeduid. Het was een grote stad, bewoond door meer dan 5000 mensen, bovenop een heuvel en door vestingmuren beschermd. De Romeinen, onder leiding van Caesar, durfden de stad niet in te nemen, bevreesd als ze waren voor enorme verliezen en belegerden de stad voor bijna een jaar. Uiteindelijk gaf de stad zich in 52 v. Chr. over en toen was echt ‘heel Gallië’ veroverd. Alesia werd geromaniseerd en bleef bewoond tot de 5e eeuw na Christus; toen ze uiteindelijk verlaten werd, telde ze nog een paar duizend inwoners. Pas in de 20e eeuw werd de stad herontdekt en is men met de opgraving begonnen, vooral dankzij de stimulans die President Mitterand daar aan gaf (“behoud van de Franse Cultuur”). Na Beaune, hertogenlijke stad vanaf de 14e eeuw, maakten wij dus een sprong in de tijd terug naar het 90 km Noordelijk gelegen Alesia, waar we rond het middaguur aankwamen.

Na Pompeï, dat we in 2018 bezochten, valt natuurlijk elke Romeinse nederzetting, en al helemaal een Gallo-Romeinse nederzetting in het niet. En ook natuurlijk, mag je niet vergelijken. Wel onvoorstelbaar is dat de Franken al een stad kenden van meer dan 5000 inwoners aan het begin van het eerste Millennium. We kwamen tot de conclusie dat ze nog heel veel opgravingswerk te doen hadden en ook dat het een prachtig studie-object was voor aankomende archeologen.

Niet ver van Alesia ligt Flavigny sur Ozerain, een wereldberoemd dorp om twee redenen: het is bekend van de anijssnoepjes, de Anis de Flavigny, die hier worden gemaakt. Nou ja “wereldberoemd”, ze zijn vooral in Frankrijk beroemd.

Maar voor andere wereldburgers is Flavigny vooral beroemd omdat de film “Chocolat” met Johnny Depp die hier werd opgenomen en als je de film hebt gezien heb je onmiddellijk een beeld van het dorp, dat ook tot de lijst van “Les plus beaux Villages de France” behoort. We hebben er bijna twee uren doorgebracht en hebben ook de ‘beroemde’ fabriek van de anijssnoepjes bezocht. Natuurlijk verlaat je het dorp niet met een doosje van deze snoepjes op zak.

We wren eerst van plan om hier de nacht door te brengen en dan pas door te rijden naar Dijon, maar omdat de parkeerplaats helemaal vol stond en de temperatuur nog steeds tamelijk tropisch was, besloten we om toch maar door te rijden naar Dijon, dat slechts 55 km verder ligt. Op de weg naar Alesia waren we al een paar keer een routebord naar de Bron van de Seine voorbij gereden en we besloten om, nu op weg naar Dijon, ook de oorsprong van Frankrijks meest geroemde rivier op te zoeken.

De Seine ontspringt op een hoogte van 446 boven zeeniveau op een heuvel, 40 km ten Noorden van Dijon. Het brongebied is door de stad Parijs opgekocht en is als beschermd natuurgebied gewaarmerkt. En ook weer typisch Frans: ze maken er een heel feest van! Op de plek waar de hoofdbron van de Seine ontspringt, een gat in de grond dat je met twee handen kunt omvatten, hebben ze een ware grot gebouwd met daarin liggend op een sokkel een witte nimf. Het is een overblijfsel van een Galo-Romeins heiligdom, gewijd aan de Godin Sequana, die daarmee tevens de naamgeefster van de rivier werd. Voor het geval je er zin in hebt: hier begint het 880 km lange wandelpas langs de Seine naar Parijs.

In ons Rondje Frankrijk staat dit jaar Dijon op het programma, een stad waar we talloze malen aan zijn voorbij gereden op weg naar Zuiden. Aan het eind van de middag kwamen we op de camperplaats in Dijon aan; nou ja, camperplaats? Die was er vroeger bij de entree van de stadscamping, maar de camping wordt op dit moment grondig gerenoveerd en voorlopig zijn de camperplaatsen vervallen. We hebben dus plaats genomen op de camping met “werk in uitvoering” Het enkele nadeel was dat niet elke stroompaal al was aangesloten dus je zou misschien even moeten zoeken, was het devies op de receptie. Na een tamelijk slechte nacht wegens het enorm drukkende weer, regende het de volgende morgen gelukkig al vroeg, waardoor èn de temperatuur een stuk daalde en het lekker fris werd. Al vroeg zaten wij op de fiets naar Dijon, een imposante stad – we noemden het klein Parijs omdat de gebouwen in de binnenstad ons daar aan doen denken – en hij is heel wandel-vriendelijk. De oude binnenstad is grotendeels gesloten voor het gemotoriseerd verkeer en je kunt er bijgevolg heerlijk door heen slenteren.

Onder de Hertogen van Bourgondië was de stad in de 14e en 15e eeuw één der grootsten van Europa. Het oude centrum is compact en herbergt vele hoogtepunten. Onze wandelroute heeft ze allemaal aangedaan en was niet meer dan 4,5 km lang! En we vielen met de neus in de boter, want het was marktdag, waarop de handelaren hun fruit, groenten, charcuterie, kazen en andere waar uitstallen; niet alleen op straat maar ook in de Halles, de overdekte markt ter grootte van een voetbalveld. Voor het eerst zagen we op de markt ook een Triperie, een speciale slager die als hoofdingrediënt de ingewanden van het slachtvee heeft en daar allerlei producten van maakt. Een foto hebben we toch maar achterwege gelaten om jullie het eten niet te laten bederven :-)

Het museé des Beaux-Arts was ooit het Paleis van de Hertogen van Bourgondië, hier vind je o.a de graftombes van Filips de Stoute, Jan zonder Vrees en Margareta van Beieren. De tombe van Filips de Stoute is tussen 1385 en 1410 gemaakt door de kunstenaars Jean de Marville (fransman) en de Nederlanders Klaas van de Werveen en Claus Sluter. Het museum gaat naadloos over in het Stadhuis waarin in de toren van Philips een plaquette hangt met de declaratie van de rechten van de mens en burgers, basis van de Franse Revolutie in 1789.

Van alle kerken en kerkjes die we hebben heb bezocht willen we toch de Notre-Dame, gebouwd tussen 1230 en 1250, niet onbenoemd laten. Op de gevel boven het portaal zijn twee bogengalerij jen met heel veel waterspuwers in de meest bizarre figuren aangebracht. Kort na de voltooiing van de kerk viel één van deze waterspuwers naar beneden en doodde een kerkganger. Ze werden toen verwijderd en opgeslagen. In de 19e eeuw werden de beeldhouwwerkjes terug geplaatst, reden waarom ze er nu nog zo ongeschonden uit zien.

Binnenin de kerk kun het oudste Maria-beeld van Frankrijk bewonderen; het is uit de 11e eeuw, geheel zwart (zal het daarom binnenkort worden verwijderd of zijn ze in Frankrijk standvastiger met hun erfgoed? grapje) en wordt nog altijd door velen sterk vereerd.

Schrijven over Dijon zonder de ‘moutarde de Dijon’ aan te halen is bijna heiligschennis. Maar wat is er nu zo speciaal aan de mosterd uit Dijon? Niet het mosterdzaad, want dat komt tegenwoordig uit Canada of Oost-Europa. Nee, de oorsprong van deze bijzondere mosterd ligt in het sap van de onrijpe druiven dat gebruikt wordt bij de fabricage in plaats van azijn. Al sinds de Middeleeuwen bestaat er een gilde dat nauwlettend toeziet op een juiste productie van de Moutarde de Dijon. Daarna kwamen de grote mosterdfabrieken die de bal aan het economisch rollen hebben gebracht.

Tenslotte staat Dijon ook bekend om het drankje Kir, bestaande uit één -vijfde crème de cassis van 16% en vier-vijfde witte mousserende wijn van de druivensoort Aligoté. De opkomst van Kir ligt in bezuinigingen door de gemeente. Tijdens recepties op het gemeentehuis werd gewoontegetrouw champagne geschonken, totdat na de Tweede Wereldoorlog er flink moest worden bezuinigd en juist op dat moment werd Felix Kir burgemeester van Dijon. Hij heeft het idee om het mengsel van crème de cassis en de mousserende wijn te serveren in plaats van champagne ingevoerd en sindsdien draagt dat drankje zijn naam. Kortom Dyon is beslist een bezoekje waard.

Morgen duiken we de Jura in om daarna verder naar het Noorden te trekken, langzaam richting huis.

De aanvullende foto’s kun je vinden op onze fotosite onder Frankrijk 9.

Reacties

Reacties

Hanni

Leuk weer. Jullie hebben de nodige lekkernijen zeker weer ingeslagen.

Netty en Johan

wat heeft Frankrijk toch veel moois ( en lekkers ) te bieden. Het valt niet mee om al die verleidingen te weerstaan denk ik. Is het qua temperatuur nu weer wat beter te doen? Raar he, dat je weer huiswaarts dreigt te moeten gaan, .maar het is nog een hele reis met vast weer vele mooie tripjes onderweg. Geniet lekker verder!

Die zwarte Maria is ons onbekend by the way!

Inge

Gelukkig dat de foto ons bespaard bleef van de triperie!!! Orgaanvlees, ogen, oren, tong etc ik wil het echt niet weten............Wel de anijssnoepjes jammie jammie hoe heerlijk en uiteraard de mosterd! En Kir, heerlijk drankje, ik dronk dat vroeger regelmatig, laatste jaren echter nooit meer. Geen idee waarom, ik denk vergeten drankje ofzo?
Oorsprong van de Seine, grappig, wij zijn wel aantal jaren geleden naar waar ie eindigt die Seine geweest, maar leuk idee om als we misschien toch in de buurt komen de oorsprong te gaan bekijken!
En hee, tuurlijk wordt daar ophef over gemaakt, je moet alles aanpakken qua tourisme toch?
Veel plezier op de langzame terugreis met nog veel bezienswaardigheden en godzijdank niet meer die bloedhitte!!!

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!